voorzetselvoorwerp

1 / 15
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Het voorzetselvoorwerp begint altijd met een
A
lidwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 2 - Quizvraag

Het voorzetselvoorwerp bestaat uit minimaal
A
één woord (het voorzetsel)
B
twee woorden
C
drie woorden
D
meer dan drie woorden

Slide 3 - Quizvraag

doel
- je kunt het voorzetselvoorwerp benoemen! 

Slide 4 - Tekstslide

het vzv 
Het voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel dat een vaste combinatie vormt met het hoofdwerkwoord van de zin.
enkele voorbeelden:
Ik wacht al uren op de bus. (wachten op)
Hij is getrouwd met zijn grote liefde. (trouwen met)
Zij kan goed overweg met haar schoonmoeder. (overweg kunnen met)
Ben je boos over die opmerking? (boos zijn over)

Slide 5 - Tekstslide

Volgens de Citotoets is mijn broertje geschikt voor het vmbo.
A
vzv = Volgens de Citotoets
B
vzv = is mijn broertje
C
vzv = geschikt voor
D
vzv = voor het vmbo

Slide 6 - Quizvraag

Ik ben erg nieuwsgierig naar de uitslag.
A
vzv = ben erg nieuwsgierig naar
B
vzv = nieuwsgierig zijn naar
C
vzv = naar de uitslag

Slide 7 - Quizvraag

Het is:
een begin maken ..........
welk voorzetsel moet op de stippellijn staan?

Slide 8 - Open vraag

We gaan een begin maken met de werkzaamheden.
A
vzv = een begin maken met
B
vzv = met de werkzaamheden
C
het goede antwoord staat er niet bij

Slide 9 - Quizvraag

het is:
zich verwonderen.......
welk vast voorzetsel moet op de stippellijn staan?

Slide 10 - Open vraag

Hij verwondert zich over dat gedrag.
A
vzv: verwondert zich over
B
vzv: over dat gedrag
C
het juiste antwoord staat er niet bij

Slide 11 - Quizvraag

Hij is dol op yoghurtijs.

Het voorzetselvoorwerp is:

Slide 12 - Open vraag

Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.

het vzv =

Slide 13 - Open vraag

Ik wandel in het park
in het park = vzv
A
dat is juist
B
dat is niet juist

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Sleepvraag