Kapitel 4 - Lektion 1 (Dienstag, den 30. Januar)
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat zijn Wechselpräpositionen?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Hoeveel Wechselpräpositionen kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10
Slide 6 - Quizvraag
Schrijf de 9 Wechselpräpositionen op
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Wechselpräpositionen -
Wo (waar) / Wann (wanneer)?
Wo (waar) / Wann (wanneer)?
A
3e: Dativ
B
4e: Akkusativ
Slide 9 - Quizvraag
Wechselpräpositionen -
Wohin?
Wohin?
A
3e: Dativ
B
4e: Akkusativ
Slide 10 - Quizvraag
Wechselpräpositionen, notiere den richtigen Fall!
Das Buch liegt auf d....... Tisch (m) .
Das Buch liegt auf d....... Tisch (m) .
A
die
B
das
C
dem
D
der
Slide 11 - Quizvraag
Wechselpräpositionen, notiere den richtigen Fall!
Ich lege das Buch auf d....... Tisch (m) .
Ich lege das Buch auf d....... Tisch (m) .
A
den
B
dem
C
der
D
ddie
Slide 12 - Quizvraag
Welke vraag stel je als er achter een keuzevoorzetsel een 3e naamval volgt? (Meerdere antwoorden goed)
A
Wann?
B
Wohin?
C
Warum?
D
Wo?
Slide 13 - Quizvraag
Er wartet vor dem Krankenhaus.
vor is een keuzevoorzetsel. Is het in dit geval de 3e of de 4e naamval?
vor is een keuzevoorzetsel. Is het in dit geval de 3e of de 4e naamval?
A
3e naamval
B
4e naamval
Slide 14 - Quizvraag
In einer Stunde bin ich Zuhause.
in is een keuzevoorzetsel. Is hier sprake van de 3e of de 4e naamval?
in is een keuzevoorzetsel. Is hier sprake van de 3e of de 4e naamval?
A
3e naamval
B
4e naamval
Slide 15 - Quizvraag
In ___(welk) Jahr (o) bist du geboren?
(LET OP: keuzevoorzetsel!)
(LET OP: keuzevoorzetsel!)
A
diesen
B
welchem
C
welchen
D
jedem
Slide 16 - Quizvraag
Keuzevoorzetsels: Als er sprake is van een beweging ergens naartoe, welke naamval krijg je dan?
A
3e
B
4e
Slide 17 - Quizvraag
De vorige zin luidde:
In WELCHEM Jahr (o) bist du geboren?
Welke vraag stelde je om tot de 3e naamval te komen?
A
WANN?
B
WO?
