V4 vr 26 nov

V4 Latijn
De wonderen van India
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

V4 Latijn
De wonderen van India

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Quiz stamtijden
  • Bespreken rr.21-29
  • Quiz rr. 21-29
  • Verder vertalen
  • Huiswerk
Huiswerk:
  • Apuleius t/m r.29
  • Summa p.9: ZNW gr. 1 & 2
  • Stt t/m censeo (Summa p.57

Slide 2 - Tekstslide

Stamtijden
accipio t/m censeo

Slide 3 - Tekstslide

Geef het pf bij capio

Slide 4 - Open vraag

Geef het ppp bij ago

Slide 5 - Open vraag

Geef het pf. bij aufero

Slide 6 - Open vraag

Geef het praesens bij captum

Slide 7 - Open vraag

Geef het pf. bij censeo

Slide 8 - Open vraag

Geef het ppp bij caedo

Slide 9 - Open vraag

Geef het praesens bij ablatum

Slide 10 - Open vraag

Geef het pf. bij cado

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent cedo?
A
ik geef toe
B
ik val
C
ik zing
D
ik pak

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent aperui?
A
ik open
B
ik ging weg
C
ik heb geopend
D
ik bekeek

Slide 13 - Quizvraag

wat betekent caesum?
A
gevallen
B
geveld
C
gezongen
D
gevoerd

Slide 14 - Quizvraag

wat betekent actum?
A
geleid
B
leidend
C
vernomen
D
gepakt

Slide 15 - Quizvraag

Welke praesensvorm hoort bij aspectum?
A
aspecio
B
aspeco
C
asspico
D
aspicio

Slide 16 - Quizvraag

Vragen over de tekst
rr. 21-29

Slide 17 - Tekstslide

r.21: colentium

Met welk woord uit het directe gevolg wordt hetzelfde bedoeld?
A
genera
B
miraculis
C
hominum
D
naturae

Slide 18 - Quizvraag

r.22: miraculis

Welke naamval?
A
nom.
B
acc.
C
gen.
D
abl.

Slide 19 - Quizvraag

r.23: quam

Vertaal je hier als:
A
die
B
dat
C
dan
D
wanneer

Slide 20 - Quizvraag

r.23: illis

Welke naamval?
A
abl.
B
dat.
C
gen.
D
acc.

Slide 21 - Quizvraag

r.23: novere

Welke vorm?
A
inf. praes. act.
B
imper. ev. pass.
C
3e mv. pf. act.
D
inf. perf. act.

Slide 22 - Quizvraag

De congruerende dominant
ad litteras legendas
'om de te lezen brieven' - nadruk op het naamwoord
'om het lezen van de brieven' - nadruk op het congruerende woord -> congruerende dominant.

Slide 23 - Tekstslide

r.25: obeundis proeliis

'gevechten die moeten worden aangegaan' is een mogelijke vertaling. Vertaal nu als congruerende dominant.

Slide 24 - Open vraag

r.27: praestabile

Wat is de naamval?
A
nom.
B
acc.
C
abl.
D
gen.

Slide 25 - Quizvraag

r.28: quod

Vertaal je hier als:
A
wat
B
dat
C
omdat
D
doordat

Slide 26 - Quizvraag

r.29: propagandae vitis
Je vertaalt het als een congruerende dominant: 'het kweken van druiven'.
Hoe vertaal je het 'gewoon', dus met de nadruk op vitis?

Slide 27 - Open vraag

propagandae vitis, t/m soli

Drie woordgroepen in de genitivus. Waardoor?
A
Het geeft bezit aan
B
Het zijn dativi
C
peritus + gen.
D
Het geeft een deel van het geheel aan

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide