09 - Beeldspraak en werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Beeldspraak en werkwoordspelling

Lesdoelen

Als het goed is, weet je aan het eind van de les:

- wat beeldspraak is en welke vormen van metaforen er zijn;

- verschillende metaforen te herkennen en te benoemen;

- wat de oorsprong is van verschillende metaforen;

- hoe je werkwoorden spelt.

Nakijken huiswerk

We kijken samen naar opdracht 4

van de module werkwoordspelling.

Quizzje

Van welke vormen van beeldspraak of stijlfiguren is er in de volgende zinnen sprake?

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood. (J.C. Bloem)

1. Hyperbool
2. Chiasme
3. Antithese
4. Paradox

Hebben ze hier weleens van op tijd rijden gehoord?

1. Hyperbool
2. Antithese
3. Retorische vraag
4. Litotes

Een tolerante samenleving mag intolerantie niet tolereren.

1. Paradox
2. Antithese
3. Retorische vraag
4. Chiasme

Een tolerante samenleving mag intolerantie niet tolereren.

1. Paradox
2. Antithese
3. Retorische vraag
4. Chiasme

De specialist zei tegen de vrouw: 'Eerst het goede nieuws: er zal een ziekte naar u genoemd worden.'

1. Sarcasme
2. Ironie
3. Hyperbool
4. Cynisme

Karel kwam met een slecht rapport thuis. Zijn vader zei tegen hem: 'Je bent weer eensde beste leerling van de klas.'

1. Sarcasme
2. Ironie
3. Hyperbool
4. Cynisme

Lezen

Jullie krijgen een kwartier de tijd om uit jullie eigen boek te lezen.

Aan het werk

Werk nu verder aan opdracht 8 tot en met 12 op pagina 85.

Dit is huiswerk.

Ben je klaar? Werk dan aan opdracht 5 tot en met 7 van de module werkwoordspelling.