Afval scheiden en schoonmaken informatie

Schoonmaken en afval scheiden
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Schoonmaken en afval scheiden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blz. 26

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blz. 29

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praktijkopdracht 2.06 (blz. 33)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blz. 134/135

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 soorten schoonmaakmiddelen:
  1. Reinigingsmiddelen 
  2. Ontsmettingsmiddelen
  3. Onderhoudsmiddelen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schoonmaakmiddelen 
- Reinigingsmiddelen: Schoonmaakmiddel die als doel heeft vuil weg te halen.
- Desinfectiemiddelen (ontsmettingsmiddelen): Schoonmaakmiddel met als doel bacteriën te doden.
- Onderhoudsmiddelen: Schoonmaakmiddel met als doel meubelen te onderhouden. Bijv. een leren bank of houten tafel. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een reinigingsmiddel gebruik je om ......
A
aangekleefd vuil los te maken
B
een extra beschermlaag aanbrengen
C
micro-organisme doden
D
vette vlekken op te lossen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van een reinigingsmiddel is
A
terpentine
B
schoonmaakazijn
C
ammonia
D
boenwas

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontsmettingsmiddelen
  • Ontsmettingsmiddelen hebben als doel micro-organisme te doden. 
  • Voorbeelden van ontsmettingsmiddelen zijn chloor en alcohol (voor de wc)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De onderhoudsmiddelen zorgen ervoor dat materialen een extra beschermlaagje krijgen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

onderhoudsmiddelen 
 Voorbeelden hiervan zijn parketpolish, meubelwas of een leeronderhoudsmiddel, zoals schoenpoets.

Vergroot de levensduur.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Vetoplossers: allesreiniger, schuurmiddel en desinfectiemidde

  2. Kalkoplossers: huishoudazijn, zoutzuur en ontkalkingsmiddelen

Slide 13 - Tekstslide

  • In een sauna ontstaat er veel vet (huidvet), hiervoor gebruikt de schoonmaak van de wellness een ontvetter voor. 
  • In ruimtes waar veel met water wordt gewerkt (douches en baden) zal kalkaanslag ontstaan, hiervoor dient ontkalker gebruikt te worden. Na ontvetting en ontkalking heeft desinfectie (het doden van bacteriën) het meeste resultaat. 
  • Het schoonmaken van hout in de sauna (zoals de saunabanken) dient te gebeuren met een saunareiniger op basis van waterstofperoxide
Dosering
Hoeveel je van het product mag gebruiken.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle schoonmaakmiddelen hebben een dosering op het etiket
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schoonmaakregels

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Sleepvraag

Hoe scheiden we afval?
Reinheidsniveau
Hoe schoon moet een ruimte zijn?
  1. Ruwschoon
  2. Huishoudelijk schoon
  3. Smetschoon

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niveaus van schoonmaken
Ruwschoon 
Huishoudelijk schoon 
Smetschoon 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schoon een ruimte moet zijn, hangt af van het reinigingsniveau
  1. Ruwschoon

    Je stelt dan lage eisen aan de schoonmaakgraad. Een ontvangsthal of een berging mogen ruwschoon zijn. Ze zouden schoner kunnen zijn, maar dat is niet nodig.

  2. Huishoudelijk schoon.
    De ruimte is dan optisch schoon. Dat betekent dat al het zichtbare vuil is verwijderd. Er zijn dan nog wel bacteriën aanwezig.

  3. Smetschoon.
    Een operatiekamer moet smetschoon zijn. Dat betekent dat micro-organismen gedood zijn.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruwschoon
Welke ruimte hoort niet ruwschoon zijn.
A
De huiskamer
B
Een schuur
C
Een garage
D
Een kelder

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een operatiekamer moet ruwschoon zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De drie reinheidsniveaus zijn:
A
ruwschoon, huishoudelijk schoon, smetschoon
B
best schoon, huishoudelijk schoon, smetschoon
C
ruwschoon, glimmend schoon, smetschoon
D
veegschoon, huishoudelijk schoon, smetschoon

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ruwschoon
Huishoudelijk schoon
Smetschoon

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Textiel is
A
Een kledingstuk met polyester
B
Een geweven stof
C
Een wasmiddel op biologische wijze
D
Een maaltijd voor kinderen vanaf 4

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er op het samenstellingsetiket?
A
Hoe je de was moet wassen
B
Waar het textiel van is gemaakt
C
De wasvoorschriften
D
Wassymbolen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er op een behandelingsetiket?
A
Van welk materiaal het textielproduct gemaakt is
B
Hoe belangrijk het is om dit product te wassen.
C
Hoe te behandelen tijdens het wassen
D
Hoe het textiel samengesteld is

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een samenstellingsetiket of behandelingsetiket?
A
Samenstellingsetiket
B
Behandelingsetiket

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort waar?
https://rova.nl/scheidingswijzer

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies