- Vorm een groepje van drie personen (A, B en C).
2. A en B kiezen één van de situaties en bedenken hoe ze hierover op een goede manier kritiek kunnen geven aan C. (Denk aan de 4G’s )
3. A geeft vervolgens kritiek aan C.
4. B observeert hoe C reageert op de kritiek.
5. C geeft aan wat deze kritiek met hem/haar doet. Kan C er iets mee? Kan het nog beter geformuleerd worden, zodat C er nog meer mee kan?
6. Na deze nabespreking wissel je van rol.