Quiz H2.3/4/2/1

QUIZ 2 !
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

QUIZ 2 !

Slide 1 - Tekstslide

Mats wil weten of er spanning op een geaard stopcontact staat. Hij steekt een spanningszoeker in het contact: eerst in de linker opening en dan in de rechter.

Leg uit wat er gebeurd met het neonlampje in de spanningszoeker. 

Slide 2 - Tekstslide

Spanning op een geaarde
stopcontact.
Leg uit

Slide 3 - Open vraag

Draadden  in thuisinstallatie

Slide 4 - Tekstslide

WAAR
NIET WAAR
Binnen een groep van de huisinstallatie staan alle apparaten in serie geschakeld. 
De aardlekschakelaar vergelijkt de stroomsterkte in de fasedraad met de stroomsterkte in de nuldraad.
Bij overbelasting wordt de spanning enorm groot.

Slide 5 - Sleepvraag

In welke situatie verbreekt de zekering van een groep de stroomkring?

Slide 6 - Open vraag

Marieke wil een elektrische kachel (230V, 3000W) gebruiken. Laat door middel van berekeningen zien dat de zekering niet zal doorbranden.

Slide 7 - Open vraag

Iris zegt: De spanning van de lichtnet is 230V
Peter zegt: De spanning van de lichtnet is op bepaalde tijdstippen hoger dan 230V
Wie heeft gelijk? Leg het uit

Slide 8 - Open vraag

Lichtnet wisselspanning

Slide 9 - Tekstslide

In de keuken van Peters flat staan drie elektrische apparaten aan: de wasmachine, de elektrische oven en de koelkast. Op het moment dat Peter het koffiezetapparaat aanzet, valt de elektriciteit uit. 

Slide 10 - Tekstslide

1) Noteer twee mogelijke oorzaken van het uitvallen van de elektriciteit.

Slide 11 - Open vraag

2) Hoe kan Peter erachter komen wat de oorzaak was van het uitvallen van de elektriciteit? Schrijf dat duidelijk op.

Slide 12 - Open vraag

3) De radio in Peters huiskamer staat nog wel aan.
Hoe kan het dat daar de elektriciteit niet uitgevallen is?

Slide 13 - Open vraag

In deze schematische tekening
van een wasmachine is er sprake
van
A
Overbelasting
B
Kortsluiting
C
Leekstroom
D
Incorrecte bedrading

Slide 14 - Quizvraag

Om weilanden af te rasteren wordt vaak schrikdraad gebruikt. Hieronder staat een schematische tekening van een schrikdraadinstallatie. Als een dier de schrikdraad aanraakt, krijgt het een schok

Slide 15 - Tekstslide

Hoe loopt de stroom
als de dier een shock
krijgt?
A
spanningsbron → metalen pen → grond → dier → metaaldraad → spanningsbron
B
spanningsbron → metaaldraad → houten paal → draad → houten paal → dier
C
spanningsbron → metaaldraad → dier → metaaldraad → spanningsbron
D
spanningsbron → metaaldraad → dier → grond → metalen pen → spanningsbron

Slide 16 - Quizvraag

Bas wil een deurbel bouwen met een ingebouwd lampje dat altijd brandt. Daardoor zou de drukschakelaar ook in het donder steeds gemakkelijk te vinden zijn. Hieronder zijn de elementen die hij in de schakeling wil bouwen.
Maak een tekening van de schakelingen. Gebruik hiervoor symbolen. 

Slide 17 - Tekstslide

ingebouwd lampje dat altijd brandt.

Slide 18 - Tekstslide

Om zijn schakeling te controleren wil Bas de stroom door de bel en de spanning over de bel meten.
Laat in de tekening zien hoe Bas de meters in de schakeling moet aansluiten.

Slide 19 - Tekstslide

Om zijn schakeling te controleren wil Bas de stroom door de bel en de spanning over de bel meten.


Slide 20 - Tekstslide

Bereken I4

Slide 21 - Open vraag

45 MJ = ....... kWh
A
36 kWh
B
45000 kWh
C
0,5 kWh
D
12,5 kWh

Slide 22 - Quizvraag

2
3

Slide 23 - Tekstslide

Op de adapter die bij een gsm geleverd wordt, staat:
Input 230V 50 Hz 0.08 A
Output 4.8 V 350 mA
Is dit een ideale transformator? Leg het uit

Slide 24 - Open vraag

Een lamp van 20 W staat 10 uur per dag aan. Wat kost het als na 7 dagen.
1 kWh = 0,15 euro

Slide 25 - Open vraag

Binnen één groep van een huisinstallatie zijn de volgende apparaten in gebruik:
een frituurpan van 1600 W; zes halogeenlampen van 10 W en drie van 25 W; een televisietoestel van 195 W. Hoeveel vermogen kan er nog extra op deze groep

Slide 26 - Open vraag

Thea zegt: 'Een zekering voorkomt brand.'
Liesbeth zegt: 'Een zekering voorkomt kortsluiting.'
Wie heeft gelijk? Leg het uit
A
Thea
B
Liesbeth
C
Alle twee
D
Geen

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide