In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
https:
Slide 1 - Link
Goedemiddag 14-06-2019
Terugblik (10)
Huiswerk nakijken (15)
Instapopdracht(10)
Theorie(10)
Opdracht maken (20) Pauze(10)
Opdracht nakijken (10)
Feedback/Feedforward (5)
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je nog?
Slide 3 - Tekstslide
Hoe heet de tekst die de lezer iets stapsgewijs uitlegt?
Slide 4 - Open vraag
Informele taal is?
A
taal
B
onpersoonlijke taal
C
persoonlijke taal
D
beleefde taal
Slide 5 - Quizvraag
Als je informele taal gebruikt ken je de persoon?
A
niet
B
een beetje
C
wel
D
helemaal niet
Slide 6 - Quizvraag
Welke vorm gebruik je als je informele taal schrijft?
A
De je-vorm
B
De wij-vorm
C
De zij-vorm
D
De u-vorm
Slide 7 - Quizvraag
Wat hoort in een overtuigende tekst?
A
Een standpunt
B
Een stappenplan
C
Moeilijke taal
D
De gebiedende wijs
Slide 8 - Quizvraag
Hoe heten de afspraken over de vaste indeling van een formele brief?
A
Feiten
B
Informatie
C
Conventies
D
Conferenties
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een doelgroep?
A
Een formele groep.
B
Mensen voor wie je de tekst schrijft.
C
Mensen voor wie je de tekst niet schrijft.
D
Een informele groep.
Slide 10 - Quizvraag
Als je doelgroep weinig kennis heeft van een onderwerp moet je?
A
Vaktermen gebruiken
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Vaktermen vermijden
Slide 11 - Quizvraag
Wat is voorkennis?
A
Informatie die je niet hebt.
B
Informatie die formeel is.
C
Informatie die informeel is.
D
Informatie die je al hebt.
Slide 12 - Quizvraag
Een verslag gaat over iets dat is verzonnen?
A
Niet waar
B
Wel waar
C
Een beetje waar
D
Weet niet
Slide 13 - Quizvraag
Als je een brief naar de gemeente schrijft is dat meestal?
A
Overtuigen
B
Instrueren
C
Informeel
D
Zakelijk
Slide 14 - Quizvraag
Wat hebben we de vorige keer gedaan?
Een tekst voor een bepaalde doelgroep geschreven.
Waarom? Omdat je leert je taal op verschillende manieren te gebruiken.
Slide 15 - Tekstslide
Huiswerk vorige keer
1. Je gaat met je groep overleggen wie welk schrijfdoel van de opdracht gaat doen. (5)
2. Dan ga je de tekst schrijven van je opdracht.(15/20)
3. De anderen geven na het lezen tips en tops op een papiertje aan elkaar . (blz.
Slide 16 - Tekstslide
Huiswerk.
Blz. 198 opdracht 1
Blz. 199 opdracht 2
Blz. 200 opdracht 3
Blz. 201 opdracht 4
Slide 17 - Tekstslide
We maken de opdrachten (fdso)
Blz. 66 opdracht 1
Blz. 66 opdracht 2
Blz. 67 opdracht 3
Blz. 69 opdracht 5
Klaar Extra opdracht blz. 74/75 opdracht 11
blz. 75 opdracht 12
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Doel: Je gaat dit lesuur een zakelijke brief schrijven en een zakelijke e-mail.
Waarom: omdat je leert in formele taal te schrijven.
Slide 20 - Tekstslide
https:
Slide 21 - Link
Instap opdracht.
1. Denk eerst zelf na over de vaste onderdelen en de volgorde van een zakelijke brief .(2)
2. Overleg met je buurman/vrouw wat die onderdelen en volgorde zijn, noteer ze.(3)
3. Daarna vraag ik aan een tweetal welke onderdelen en volgorde ze hebben.(3)
Slide 22 - Tekstslide
Vaste onderdelen van een zakelijke brief.
1. Afzender
2. Datering
3. Adressering
4. Onderwerp
5. Aanhef
6. Briefinhoud
7. Ondertekening
8. PS
9. Bijlage(n)
Slide 23 - Tekstslide
Maken (HORK38A)
Blz. 208 opdracht 1
Blz 209 opdracht 3
Blz. 210 opdracht 4
Klaar --> Blz. 215 en 216 maken
Slide 24 - Tekstslide
De zakelijke brief
Voordat je een zakelijke brief schrijft, bereid je de inhoud voor aan de hand van een aantal vragen.
Slide 25 - Tekstslide
1. Aan wie schrijf je de brief.
Bedenk wat de ontvanger al weet over de situatie.
Slide 26 - Tekstslide
2. Wat wil je bereiken met je brief?
Bedenk wat het doel is van je brief: wat verwacht je van de ontvanger.
Slide 27 - Tekstslide
3. Welke informatie moet je geven om je boodschap over te brengen.
Bedenk welke informatie de ontvanger nodig heeft zodat jij je doel bereikt.
Slide 28 - Tekstslide
Inhoud van de zakelijke brief.
- In de eerste alinea beschrijf je kort de situatie.
Dit is vaak de aanleiding of reden van je brief.
Slide 29 - Tekstslide
In de volgende alinea's licht je die situatie toe en beargumenteer je eventueel waarom de ander iets voor jou moet doen.
Slide 30 - Tekstslide
In de laatste alinea sluit je de brief af met een passende slotzin. In deze slotzin bedank je de ontvanger, schrijf je dat je een reactie verwacht of dat je hoopt dat je voldoende informatie hebt gegeven.
Slide 31 - Tekstslide
Vaste onderdelen van een zakelijke brief
- je eigen adresgegevens
- de adresgegevens van de ontvanger
- de plaatsnaam en de datum
- het onderwerp
- de aanhef
- de slotgroet inclusief de handtekening
-. eventueel een verwijzing naar de bijlage
Slide 32 - Tekstslide
De zakelijke e-mail
Vaste onderdelen:
- het e-mail adres van de ontvanger
- het onderwerp
- de aanhef
- de slotzin
- de slotgroet
- de afzender
Slide 33 - Tekstslide
https:
Slide 34 - Link
https:
Slide 35 - Link
Maken(FDSO)
Blz. 77 opdracht 1
Blz. 77/78 opdracht 2
Blz. 80 opdracht 5
Blz. 80 opdracht 6
Klaar--> Blz. 83 opdracht 10
Slide 36 - Tekstslide
Differentiatie
Klaar--> 83 opdracht 10
Slide 37 - Tekstslide
Wat heb je geleerd?
1. Maak in tweetallen een venndiagram waarbij je de overeenkomst tussen een zakelijke e-mail en een zakelijke brief laat zien.
Slide 38 - Tekstslide
https:
Slide 39 - Link
Evaluatie opdracht 2
1. Schrijf voor jezelf drie onderdelen op die te maken hebben met een zakelijke brief en drie van een e-mail.
2. Overleg met je groep en orden de onderdelen op volgorde wat voor jullie belangrijk is.