Advertenties

Advertenties
Schrijven hoofdstuk 5
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Advertenties
Schrijven hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

Deze week
- Informatie advertenties
- Advertentie schrijven
- Advertentie presenteren

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Voorkennis 
- Uitleg advertenties
- Quiz
- Huiswerk
Lesdoelen: 
 Benoemen wat een advertentie is en wat er in een advertentie moet staan.
Benoemen waar je op moet letten bij het maken van een advertentie.

Slide 3 - Tekstslide

Advertentie

Slide 4 - Woordweb

Wat is een advertentie?

- Verschillende soorten advertenties.
(oproep, aankondiging, miniadvertentie)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Doel advertentie
Je maakt een advertentie als je mensen iets wilt laten doen.
Het doel van een advertentie is dus om iemand over te halen/ te activeren om iets te doen.
Overhalen/activeren -> tekstdoel

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maak je een advertentie?

Slide 9 - Tekstslide

Bladzijde 130
1. Zet boven de advertentie: Te koop of Aangeboden (aandacht)
2.  Schrijf daaronder wat je te koop aanbiedt.
- Geef korte informatie: Hoe ziet het eruit? Wat is er opvallend aan (kenmerken)? Wat kun je er allemaal mee? Prijs?
- Plaats een foto of tekening van wat je aanbiedt.
3. Noteer onder aan je advertentie je naam, telefoonnummer en/of e-mailadres.

Slide 10 - Tekstslide

Waar moet je op letten bij het maken van een advertentie?
- Spelling en Leestekens
- Afkortingen
- Publiek
- Bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Tekstslide

Spelling en Leestekens
Werkwoordspelling
Hoofdletters
Punten
Komma, vraagteken, uitroepteken

Slide 12 - Tekstslide

Afkortingen
z.g.a.n. -> zo goed als nieuw.
v.a. -> vanaf.
t.k.a. -> te koop aangeboden.
t.e.a.b. -> tegen elk aannemelijk bod.
i.g.st. -> in goede staat.
n.o.t.k. -> nog overeen te komen.
Handig bij het kort houden van je tekst.

Slide 13 - Tekstslide

Publiek
Wie spreek je aan?
u/je?

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
(Bladzijde 140, taalverzorging hoofdstuk 5)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld: De mooie fiets.

Slide 15 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een ander woord benoemt. In ‘de rode auto’ is rode een bijvoeglijk naamwoord. Dat geldt ook voor rood in ‘De auto is rood.’

Vaak staat het bn voor het zn.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van een advertentie?
A
Emotioneren
B
Activeren
C
Instrueren
D
Informeren

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het bn in de volgende zin?
Jan schrijft een activerende advertentie.
A
schrijft
B
Jan
C
activerende
D
advertentie

Slide 19 - Quizvraag

Wat staat er bijvoorbeeld bovenaan een advertentie?
A
de prijs
B
je adres
C
te koop
D
een foto

Slide 20 - Quizvraag

Wat schrijf je niet in de korte informatie over wat je gaat verkopen?
A
kenmerken
B
prijs
C
uiterlijk
D
telefoonnummer

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting:
t.e.a.b
A
tijd en adres bestelling
B
tegen elk aanvaardbaar bedrag
C
tegen elk aannemelijk bod
D
tegen een allerhoogst bedrag

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een soort advertentie
A
boek
B
verslag
C
oproep
D
e-mail

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het bn in deze zin.
De aangeboden vieze sokken waren verkocht een bedrag van 20 euro.
A
verkocht
B
bedrag
C
aangeboden
D
vieze

Slide 24 - Quizvraag

Wat noteer je onder aan een advertentie?
A
adres
B
naam
C
telefoonnummer
D
e-mailadres

Slide 25 - Quizvraag

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?

A
Persoonsvorm
B
Zelfstandig naamwoord
C
Onderwerp
D
Bijwoord

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting:
i.g.st.
A
in gebruikte staat
B
in goede staat
C
in gepoetste staat
D
is gedeeltelijk stuk

Slide 27 - Quizvraag

Opdracht
Een advertentie maken.
(Bladzijde 130)
Advertentie maken over iets wat je eigenlijk helemaal niet zou moeten verkopen.

Kijk op internet naar verschillende advertenties voor inspiratie.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Eisen opdracht
- Alle onderdelen uit PowerPoint slide 10 moeten in de advertentie terugkomen.
- De beschrijving van wat je gaat verkopen moet minstens 10 regels zijn.
- In de advertentie moeten minimaal 4 bijvoeglijk naamwoorden gebruikt worden (let ook op spelling, leestekens en publiek).
- Zorg ervoor dat de advertentie er aantrekkelijk uitziet.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

voorbeeld

Slide 33 - Tekstslide

Korte opdracht
Kijk in tweetallen op internet (marktplaats, eBay) naar advertenties.

Slide 34 - Tekstslide

Einde van de les
doelen
 Benoemen wat een advertentie is en wat er in een advertentie moet staan.
Benoemen waar je op moet letten bij het maken van een advertentie en waarmee je je advertentie beter kunt maken (bn).

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk
- Denk na over waar je jouw advertentie over wilt gaan maken.
- Theorie over het bijvoeglijk naamwoord doornemen (bladzijde 140).
- Doornemen PowerPoint.

Slide 36 - Tekstslide