Proeftoets VTH p3p4 Kath MS SV AP O2 Trach Uitz

Proeftoets VTH p3p4 
Katheteriseren
Maagsonde/ sondevoeding
Stoma
Zuurstof
Tracheostoma/ tracheacanule
Uitzuigen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Proeftoets VTH p3p4 
Katheteriseren
Maagsonde/ sondevoeding
Stoma
Zuurstof
Tracheostoma/ tracheacanule
Uitzuigen

Slide 1 - Tekstslide

Periode 3 en 4
Lesformulieren maken en toets halen voor studiepunten
Je krijgt geen studiepunten als je de formulieren niet hebt ingeleverd!
Mail ze nog voor de vakantie!

Slide 2 - Tekstslide

Blaaskatheterisatie, laxeren en stomazorg

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een UWI?
A
Urinewaterintoxicatie
B
Ulcuswondinteresse
C
Urineweginfectie
D
Urgentewegenintensie

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een foleykatheter?
A
Katheter voor eenmalig gebruik
B
Verblijfskatheter
C
Mannenkatheter
D
Kinderkatheter

Slide 5 - Quizvraag

Wat is aangegeven in Charrière?
A
Lengte katheter
B
Lengte plasbuis
C
Diameter plasbuis
D
Diameter katheter

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een Tiemann katheter?
A
Heeft een iets gebogen uiteinde
B
Heeft een recht uiteinde
C
Heeft 3 lumen
D
Heeft 2 lumen

Slide 7 - Quizvraag

Hoe was je de schaamstreek van een zorgvrager, vlak voordat je een katheter gaat plaatsen?
A
Wattebolletjes en lauwwarm kraanwater
B
Hibitane scrub
C
Betadine en koud water
D
Zeepsop

Slide 8 - Quizvraag

Blaasspoelen met een Uro- tainer.
Welk spoelsysteem is dat?
A
Open
B
Gesloten

Slide 9 - Quizvraag

De suprapubische katheter heeft een aantal voordelen ten opzichte van de gewone katheter.
Welk antwoord klopt niet?
A
Makkelijker door de zorgvrager zelf te verzorgen
B
Minder kans op blaasinfecties
C
Minder blaaskrampen
D
Geen buikwond nodig

Slide 10 - Quizvraag

Wat is obstipatie?
A
Laxatie
B
Diarree
C
Verstopping darm door ontlasting
D
Darmtumor

Slide 11 - Quizvraag

Welke medicijnen helpen allemaal bij obstipatie?
A
Klean- prep, lactulose, imodium
B
Loperamide, bisacodyl, Klean- prep
C
Lactulose, bisacodyl, Klean- prep
D
Morfine, lactulose, imodium

Slide 12 - Quizvraag

Wat hoort bij een continent urostoma?
A
Een urostoma met een opvangzakje op de buik
B
Een urostoma met een inwendig reservoir
C
Een zorgvrager met een urostoma gaat naar de wc om te plassen
D
Bij een urostoma gaat een urineleider rechtstreeks naar de buik

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen indicatie voor een stoma?
A
Darmkanker
B
Ziekte van Crohn
C
Ziekte van Parkinson
D
Dwarslaesie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor een stoma
van de dunne darm?
A
Rectumstoma
B
Tracheastoma
C
Colostoma
D
Ileostoma

Slide 15 - Quizvraag

Mag een zorgvrager met een stoma douchen?
Zo ja, hoe vaak?
A
Maandelijks
B
Ja
C
1x per week
D
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Problemen bij een stoma.
De opening van de huidplaat is te groot.
Wat zou het bijbehorende probleem
kunnen worden?
A
Lekkage
B
Pancaking
C
Huidirritatie
D
Allergie

Slide 17 - Quizvraag

Maagsonde, sondevoeding

Slide 18 - Tekstslide

Hoe noem je een sonde die via de buikwand en maag direct in de dunne darm is geplaatst?
A
Neussonde
B
PEG sonde
C
Neusmaagsonde
D
PEJ sonde

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het doet van monomere voeding in het spijsverteringssysteem?
A
Het spijsverteringssysteem moet de voeding zelf verteren
B
Het spijsverteringssysteem wordt druppelsgewijs gevoed
C
Het spijsverteringssysteem wordt in bolussen gevoed
D
Het spijsverteringssysteem hoeft deze voeding niet meer te verteren.

Slide 20 - Quizvraag

Welk antwoord is juist als het gaat om de pH- waarde vlak na het inbrengen van de maagsonde?
A
pH tussen 2-4
B
pH tussen 8- 10
C
pH 5,5 of hoger
D
pH 5,5 of lager

Slide 21 - Quizvraag

Waarom is mondverzorging belangrijk bij een maagsonde?
A
Het mondslijmvlies maakt teveel speeksel aan, men proeft voeding minder goed
B
Het mondslijmvlies droogt uit omdat er minder speeksel wordt aangemaakt
C
In zeldzame gevallen ontstaan lipcarcinomen
D
Bij comateuze zorgvragers is mondverzorging onmogelijk

Slide 22 - Quizvraag

Zuurstoftoediening, tracheostoma en tracheacanule, uitzuigen

Slide 23 - Tekstslide

Een zorgvrager heeft onvoldoende opname van zuurstof.
Zijn hart en longen werken prima.

Welk ziektebeeld kan hiervan de oorzaak zijn?
A
COPD
B
Decompensatio cordis
C
Verstikking
D
Pneumonie

Slide 24 - Quizvraag

Je kunt meten hoeveel zuurstof en koolstofdioxide in iemands bloed zit.
Arterieel bloedgas bepalen en meten zuurstofsaturatie.
Welke aanduiding hoort bij de 2e genoemde?
A
pH
B
SPO2
C
pO2
D
pCO2

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel zuurstof ademt iemand in met een non- rebreathing mask?
A
50%
B
90%
C
15%
D
100%

Slide 26 - Quizvraag

Wat doet een zuurstofklok?
A
Zuurstof bevochtigen
B
Sluit de zuurstofbron aan op een drukregelaar
C
Tijd zuurstoftoediening bijhouden
D
Zuurstof uit de lucht halen

Slide 27 - Quizvraag

Bij een ernstige verwonding in het halsgebied kan het nodig zijn om een tracheastoma aan te leggen. Een opening aan de voorzijde van de luchtpijp.
Wat is de naam van deze ingreep?
A
Tracheoscopie
B
Tracheodrainage
C
Tracheotomie
D
Tracheo- excisie

Slide 28 - Quizvraag

Iemand heeft een tracheacanule, deze zit geregeld vol met slijm. Huffen helpt dan goed.
Wat is de huftechniek?
A
Eerst diep uitademen en dan krachtig inademen
B
Iemand stevig tussen de schouderbladen slaan
C
Normaal neussnuiten
D
Eerst diep inademen en dan krachtig uitademen

Slide 29 - Quizvraag

Hoe verwijder je korstjes van ingedroogd slijm rondom het stoma?
A
Koud water en een vaatdoek
B
Koud water en een washandje
C
Lauw water en een gaasje
D
Lauw water en een watje

Slide 30 - Quizvraag

Bij verwijdering strottenhoofd en stembanden kan de stem na de operatie niet meer worden gebruikt. Wat is slokdarmspraak?
A
Tijdens inslikken van lucht worden klanken gevormd
B
Vingers worden kruislings over tracheostoma gelegd
C
Bestaat niet, is een verzonnen term
D
Tijdens opboeren van lucht worden klanken gevormd

Slide 31 - Quizvraag

Wat betekent verpleegkundig uitzuigen?
A
Op mechanische wijze met en uitzuigapparaat verwijderen van slijm uit voorhoofdsholtes
B
Op mechanische wijze met een uitzuigapparaat verwijderen van etensresten uit longblaasjes
C
Op mechanische wijze met een uitzuigapparaat verwijderen van etensresten uit stoma
D
Op mechanische wijze met een uitzuigapparaat verwijderen van sputum uit neus- en keelholte

Slide 32 - Quizvraag

Indicaties om uit te zuigen.
Welk antwoord klopt niet?
A
voorkomen longontsteking
B
verkrijgen van sputum voor onderzoek
C
bevorderen ademhaling
D
alle antwoorden zijn waar

Slide 33 - Quizvraag

Breng de uitzuigkatheter niet- zuigend in.
Is dit juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Bij uitzuigen kan een zorgvrager vagaal reageren. Door overprikkeling van de nervus vagus. Wat is een typische klacht?
A
Lage pols
B
Zuurstoftekort
C
Slijmvliesbeschadiging
D
Extra slijmproductie

Slide 35 - Quizvraag

Als je iemands ademweg wil vrijhouden..

A
...pas je de Heimlich- manouvre toe
B
...leg je haar in de stabiele zijligging
C
...wordt de Rautegreep toegepast
D
...leg je haar in anti- Trendelenburgpositie

Slide 36 - Quizvraag

EINDE!!
Wie heeft nog vragen?

Volgende week toets tijdens lesuren VTH
9.15 tot 10.45 uur
Jullie horen nog waar!

Slide 37 - Tekstslide