Oefentoets - Werk

Oefentoets 'WERK' 
Deze oefentoets kan je helpen met voorbereiden voor de toets WERK van Maatschappijleer
  • Maak deze toets nadat je geleerd hebt, om te controleren of je het snapt.
  • Deze toets is GEEN vervanging voor leren. Niet alles lesstof is hierin verwerkt.
  • Voor elke vraag staat een H met een nummer. Daaraan kan je zien uit welk hoofdstuk de vraagt komt. Bijvoorbeeld H1 betekent Hoofdstuk 1. Als je een antwoord fout hebt, kan je dus nog eens naar dat hoofdstuk kijken.
  • Je kan zelf controleren of je het goede antwoord hebt gegegeven. Bij meerkeuzevraag betekent groen, antwoord is goed. Rood betekent, antwoord is fout. Bij open vragen kan je nadat je het antwoord bewaart hebt op 'uitleg' klikken. Dan zie je het goede antwoord.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets 'WERK' 
Deze oefentoets kan je helpen met voorbereiden voor de toets WERK van Maatschappijleer
  • Maak deze toets nadat je geleerd hebt, om te controleren of je het snapt.
  • Deze toets is GEEN vervanging voor leren. Niet alles lesstof is hierin verwerkt.
  • Voor elke vraag staat een H met een nummer. Daaraan kan je zien uit welk hoofdstuk de vraagt komt. Bijvoorbeeld H1 betekent Hoofdstuk 1. Als je een antwoord fout hebt, kan je dus nog eens naar dat hoofdstuk kijken.
  • Je kan zelf controleren of je het goede antwoord hebt gegegeven. Bij meerkeuzevraag betekent groen, antwoord is goed. Rood betekent, antwoord is fout. Bij open vragen kan je nadat je het antwoord bewaart hebt op 'uitleg' klikken. Dan zie je het goede antwoord.

Slide 1 - Tekstslide

Kan je het bezorgen van kranten werk noemen?
A
Ja, want het is zwaar werk.
B
Ja, want het is nuttig voor de bezorger en voor de samenleving.
C
Nee, want het is een bijbaantje voor scholieren.
D
Nee, want je kan van dat loon niet leven.

Slide 2 - Quizvraag


Voor de volgende vraag, moet je eerst deze tekst lezen:
Minister wil minimumloon behouden.
DEN HAAG - De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gisteravond bood geworden op de VVD, D66 en het CDA. Deze drie partijen willen langdurig werklozen dwingen om werk aan te nemen waarmee ze minder verdienen dat het sociaal minimumloon.
Bron: NRC Handelsblad

Slide 3 - Tekstslide

De Wet op het minimumloon is een maatregel van de overheid op het gebied van:
A
De arbeidsomstandigheden.
B
De arbeidsvoorwaarden.
C
De emancipatie van vrouwen.
D
De arbeidsinhoud.

Slide 4 - Quizvraag

In een personeelsadvertentie wordt genoemd:
1. Ervaring in bekende, goede bedrijven.
2. Gevoel voor verantwoordelijkheid.
3. Goed salaris.
4. Goede arbeidsvoorwaarden.
5. Goede contactuele eigenschappen
6. Prettige werksfeer
WELK VAN DEZE ZAKEN ZIJN VASTGELEGD IN EEN CA0?
A
1 en 2
B
2 en 3
C
3 en 4
D
4 en 5

Slide 5 - Quizvraag

H3: Zoek de zinsdelen bij elkaar (sleep van links naar rechts)
naar het College voor de rechten van de Mens gaan.
lager zijn dan het minimumloon of het minimumjeugdloon.
staan de rechten en plichten van jou en je baas.
de afspraken die gelden als je ergens werkt.
die geldt voor alle werknemers binnen dezelfde bedrijfstak.
'schoon' in handen krijgt.
Arbeisdvoorwaarden zijn
In je individuele arbeidsovereenkomst
Nettoloon is het geld dat je
Je loon mag niet
Bij discriminatie kan je
Een CAO is een arbeidsovereenkomst

Slide 6 - Sleepvraag

Er zijn 5 groepen die gediscrimineerd worden op de arbeidsmarkt.
Welke 5 groepen zijn dit?

Slide 7 - Open vraag

H9: Waar of niet waar?

Bij werkloosheid ontstaat een tegenstelling tussen mensen zonder werk en mensen met een uitkering.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een CAO?

Slide 9 - Open vraag

Pieter Dijkstra krijgt telefonisch advies van zijn vakbond hoe hij een uitkering moet aanvragen.

Op welk niveau werkt de vakbond in dit geval?
A
Persoonlijke hulp.
B
Bedrijfsniveau.
C
Bedrijfstakniveau.
D
Landelijk niveau.

Slide 10 - Quizvraag

De FNV organiseert een actie in het hele openbaar vervoer om meer loonsverhoging af te dwingen.

Op welk niveau werkt de vakbond in dit geval?
A
Persoonlijke hulp.
B
Bedrijfsniveau.
C
Bedrijfstakniveau.
D
Landelijk niveau.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een vakbond?

Slide 12 - Open vraag

Een verzorgingsstaat is een staat waarin de overheid zorgt dat iedereen een minimuminkomen heeft om van te leven.

In een verzorgingsstaat zorgt de overheid voor vier dingen,
noem er minimaal twee.

Slide 13 - Open vraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Tijdens zijn proeftijd mag een werknemer ontslag nemen.
2. Tijdens de proeftijd mag een baas het contract met een werknemer opzeggen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide juist
D
Beide onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer kan een baas je op staande voet ontslaan?
A
Als het bedrijf geen geld meer heeft
B
Als je meer loon wilt hebben
C
Als je opzegtermijn is afgelopen
D
Als je spullen steelt op je werk

Slide 15 - Quizvraag

Zwart werken
Wit werken
Belasting betalen
Je krijgt contant betaald
Geen recht op een arbeidscontract
Je bent verzekerd
Je krijgt geen vakantiegeld
Als je ziek bent, krijg je doorbetaald
Illegaal

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is geen nadeel van zwart werken?
A
Je krijgt niet betaald als je ziek bent.
B
Je bent niet verzekerd bij een ongeluk op het werk.
C
Je betaalt geen belasting.
D
Je baas kan je zomaar ontslaan.

Slide 17 - Quizvraag

WW-uitkering
ZW-uitkering
WIA-uitkering
Geen uitkering
Pjotr heeft geld van zijn werkgever gestolen en wordt op staande voet ontslagen
Minke heeft een ernstig ongeval op haar werk gehad, waardoor ze nooit meer kan werken. Na 2 jaar is haar contract ontbonden.
Khalid heeft een tijdelijk contract. Een maand voordat zijn contract afloopt, wordt hij ernstig ziek. Hij wordt opgenomen in het ziekenhuis en zijn contract wordt niet verlengd.
Neeltje werkt voor een bedrijf dat verlies lijdt. Het bedrijf besluit een deel van de werknemers te ontslaan, waaronder Neeltje.

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen bruto en netto loon?
A
Netto is vóór belasting, bruto is na belasting
B
Bruto is zonder werk, netto is met werk
C
Er is geen verschil
D
Bruto is inclusief belasting, netto is wat je ontvangt

Slide 19 - Quizvraag

Welke uitkering is voor iedereen en welke alleen voor werknemers?
Uitkeringen voor iedereen
Uitkeringen voor werknemers
WW
De Werkloosheids Wet. Deze uitkering krijg je als je ontslagen wordt.
ZW
De Ziekte Wet. Deze uitkering krijg je als je ziek wordt.
WAO
De Wet Arbeidsongeschiktheid. Deze uitkering krijg je als je arbeidsongeschikt wordt door bijv. een ongeluk.
AOW
De Algemene Ouderdoms Wet. Vanaf 67 jaar heb je recht op deze pensioensuitkering.
Kinderbijslag
Dit is een uitkering voor ouders van kinderen tot 18 jaar.
Bijstand
Deze uitkering krijg je als je geen andere mogelijkheid om aan werk te komen.

Slide 20 - Sleepvraag

Sleep het begrip (links) naar de juist omschrijving (rechts). (4p)
Iedereen met kinderen krijgt dit
Dit krijg je als je geen andere mogelijkheid
hebt om aan geld te komen.
staat waarin de overheid de burgers helpt als dat nodig is.
zorgt voor veilige werkplekken.
Periode van 1 maand
uitkering die je kunt krijgen als je werkloos geworden bent.
Een regeling die je krijgt als je 67 jaar bent
afspraken tussen werknemer en werkgever.
Proeftijd
AOW
Kinderbijslag
WW-uitkering
Bijstand
Arbowet
Arbeidscontract
Verzorgingsstaat

Slide 21 - Sleepvraag

Wie krijgt welke uitkering?
Bijstandsuitkering
AOW
WW-uitkering
WIA-uitkering
Thijs heeft 3 jaarcontracten bij Philips gehad, maar zijn contract wordt nu niet verlengd. Hij heeft nog geen nieuw werk gevonden.
Harry heeft zijn hele leven in Nederland gewoond en gewerkt en is zojuist 67 jaar geworden. Hij gaat weg bij zijn bedrijf.
Sofie is 19 jaar en heeft geen inkomen. Ze is net bevallen van een dochter en kan vanwege de zorg voor haar niet werken. Maar de booschappen en de huur moeten wel betaald worden.
Kate is 35 en heeft tijdens haar werk een ongeluk gehad. Hierdoor kan ze niet meer werken.

Slide 22 - Sleepvraag

Ontslag op staande voet. Welke zin is juist?

1. Als je zelf ontslag neemt, is dat ontslag op staande voet.
2. Bij ontslag op staande voet heb je recht op een uitkering.
3. Roberto zegt tegen zijn baas dat hij meer wil verdienen. Zijn baas mag hem dan op staande voet ontslaan.
4. Bij ontslag op staande voet moet een baas zich houden aan de opzegtermijn.
A
1 is juist.
B
2 is juist.
C
3 is juist.
D
Geen enkele zin is juist.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide