KDZA. Bijeenkomst 4. Klinisch redeneren ventilatie/diffusie/perfusie/coronaire doorbloeding/regulering water, mineralen en PH/Nieren. bewerkt Mike

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KDZA. Bijeenkomst 4. 

Klinisch redeneren a.h.v. casus  ventilatie/diffusie/perfusie/coronaire doorbloeding/regulering water, mineralen en PH/Nieren.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud les. 
1.  Terugblik opdracht redeneerhulpen en interventies. 
2. Kennisvragen n.a.v. de theorie. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les hebben jullie zelfstudie gedaan. Welke methodieken/redeneerhulpen heb je bestudeert?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Heb je nog vragen over de theorie van les 3 over redeneerhulpen?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kennisvragen. 

Vragen over pathofysiologie

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als er een zorgvrager zich verslikt spreken we van een probleem in:
A
De lage luchtwegen
B
De hoge luchtwegen,
C
De spijsvertering
D
De uitscheiding

Slide 7 - Quizvraag

Bij het verslikken komt er eten, drinken of speeksel in de luchtpijp terecht in plaats van in de slokdarm.
Dat veroorzaakt een blokkade of prikkeling van de hoge luchtwegen (keelholte, strottenhoofd, bovenste luchtpijp).
De lage luchtwegen beginnen onder het strottenhoofd en bestaan uit:
Trachea (luchtpijp)
Bronchiën
Bronchiolen
Alveoli (longblaasjes)

Gastransport vindt plaats in het kleinste gedeelte van de longen, namelijk de.....
2 antwoorden zijn juist
A
trachea
B
alveoli
C
bronchiolie
D
corpus alienum

Slide 8 - Quizvraag

Gasuitwisseling gebeurt in de alveoli (longblaasjes) — daar wordt zuurstof opgenomen in het bloed en koolstofdioxide afgegeven.
De bronchioli zijn de kleinste vertakkingen van de luchtwegen die naar de alveoli leiden. Ze zorgen dat de lucht bij de longblaasjes komt.
De trachea is de luchtpijp, en een corpus alienum betekent “vreemd voorwerp”, dus dat hoort hier niet bij.
Zuurstof gaat vanuit het longblaasje in het bloedvat dit gebeurt door:
A
actief transport
B
plasmolyse
C
osmose
D
diffussie

Slide 9 - Quizvraag

In de longblaasjes (alveoli) zit veel zuurstof en in het bloed dat erlangs stroomt zit minder zuurstof.
Door dit concentratieverschil verplaatst zuurstof zich vanzelf door het dunne membraan heen — van een hoge naar een lage concentratie.
Dat proces heet diffusie.

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bij hartfalen hoopt vocht zich op in de longen. Wat is de oorzaak hiervan?
A
De longblaasjes produceren te veel slijm
B
De linkerkamer pompt onvoldoende bloed door, waardoor druk in de longvaten stijgt
C
De luchtwegen zijn vernauwd door een allergische reactie
D
De patiënt ademt te snel waardoor CO₂ opstapelt

Slide 11 - Quizvraag

De linkerkamer van het hart pompt het bloed naar het hele lichaam.
Als die kamer te zwak is, blijft er bloed achter in de longen.
Daardoor wordt de druk in de longvaten te hoog, en dat vocht uit het bloed lekt in de longblaasjes.
Herken je de signalen bij hart- en circulatieproblemen?
Myocardinfarct
Hypovolemische shock
Circulatiestilstand
Pijn op de borst of arm, misselijk, klam en zweterig
Bleek, zwakke pols, angstig, weinig urine, sufheid
Niet ademen, geen pols, bleek-grauwe huid, bewusteloos

Slide 12 - Sleepvraag

Een myocardinfarct = verstopping in een kransslagader → deel van de hartspier krijgt geen zuurstof → pijn op de borst en benauwdheid.

Bij een circulatiestilstand pompt het hart geen bloed meer rond.
Er komt dan geen zuurstof meer bij de hersenen en organen.

Bij een hypovolemische shock is er te weinig bloed of vocht in het lichaam.
Daardoor komt er te weinig bloed bij de organen, en krijgen ze te weinig zuurstof.
Wanneer een zorgvrager een hoge RR heeft, oedeem en benauwd is kan er sprake zijn van:
A
Hyponatriemie
B
Hypervolemie
C
Nierbekkenontsteking
D
Longontsteking

Slide 13 - Quizvraag

Hypervolemie betekent dat er te veel vocht in het lichaam zit.
Dat kan komen door bijvoorbeeld hartfalen of nierproblemen.

Doordat er te veel vocht in het bloed zit:

stijgt de bloeddruk (het hart moet harder pompen),

ontstaat oedeem (vocht in benen, enkels of longen),

en voelt de zorgvrager zich benauwd (door vocht in de longen)
Wat is de term voor een levensbedreigende vorm van oedeem waarbij vochtophoping is in de alveoli en diffussie wordt belemmerd?
A
Longoedeem
B
Veneus oedeem
C
Lymfoedeem
D
Ascites

Slide 14 - Quizvraag

Bij longoedeem zit er vocht in de longblaasjes (alveoli).
Normaal zit daar alleen lucht, zodat zuurstof goed kan worden uitgewisseld.
Als die blaasjes vol vocht lopen, kan zuurstof niet meer goed in het bloed komen — dat heet een verstoorde diffusie.
Is de omgeving isotoon, hypertoon of hypotoon
Hypertoon
Hypotoon
Isotoon

Slide 15 - Sleepvraag

Isotoon, hypertoon en hypotoon – wat betekent dat?

Het gaat hier om hoeveel water en opgeloste stoffen (zoals zout) er in en buiten de cel zitten.
Water wil altijd van veel naar weinig verplaatsen (osmose).

Isotoon (middenplaatje)

De hoeveelheid opgeloste stoffen binnen en buiten de cel is gelijk.
Er gaat evenveel water naar binnen als naar buiten.
De cel blijft mooi rond en gezond

Hypotoon (linkerplaatje)
Buiten de cel zit minder zout (meer water) dan binnenin.
Water stroomt de cel in.
De cel zwelt op en kan zelfs barsten

(Hypo = te weinig → te weinig zout buiten → water gaat naar binnen.)

Hypertoon (rechterplaatje)

👉 Buiten de cel zit meer zout (minder water) dan binnenin.
➡️ Water stroomt de cel uit.
💬 De cel krimpt en rimpelt.

(Hyper = te veel → te veel zout buiten → water gaat naar buiten.)
Bij nierfalen zien we onder andere een ........ van het ureumgehalte in het bloed
A
verhoging
B
verlaging

Slide 16 - Quizvraag

De nieren filteren normaal afvalstoffen uit het bloed, zoals ureum (dat ontstaat bij de afbraak van eiwitten).
Als de nieren niet goed werken (nierfalen), blijft dat ureum in het bloed achter.

Daardoor stijgt het ureumgehalte — het lichaam raakt de afvalstoffen niet kwijt.
Nierfalen is hetzelfde als nierinsufficiëntie

A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Het woord “nierinsufficiëntie” is de medische term voor nierfalen.
Beide betekenen dat de nieren niet goed meer werken — ze filteren te weinig afvalstoffen uit het bloed.
Anurie = urineproductie van minder dan 100ml/24 uur. Wanneer kan dit optreden?
A
Treed op bij chronische obstructie van de urinewegen.
B
Treed bijv. op bij shock en acute nierinsufficiëntie

Slide 18 - Quizvraag

Anurie = bijna geen urine → komt voor bij shock of acuut nierfalen omdat de nieren geen bloed of zuurstof meer krijgen.
Wanneer een zorgvrager een verminderde urineproductie van 200 ml/24 uur. Hoe noem je dit dan?
A
Oligurie
B
Polyurie
C
Anurie

Slide 19 - Quizvraag

Oligurie betekent dat iemand te weinig plast, maar nog wel een beetje urine maakt.
Normaal plast een volwassene ongeveer 1 tot 1,5 liter per dag.

  • Te weinig vochtinname
  • Shock of lage bloeddruk
  • Problemen met de nieren
Inleveropdracht 
Casus Mw. de Vries. pathologie/homeostase > klinisch redeneren Marc Bakker.
Download uit ItsLearning het TO-verslag-digitaal bewerkbaar.pdf

Vul bladzijde 1 t/m 8 in van de Time Out procedure. 
Succes
Lever deze in > map ItsLearning 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les. 
SBARR! 

Lees de artikelen door die staan in de map op Its Learning - KDZA - Bijeenkomst 4 - voorbereiding les 5. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies