Unit 3 herhaling

Tuesday, 7 February





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tuesday, 7 February





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!

Slide 1 - Tekstslide

Plan
  • Grammar recap/quiz
  • Questions
  • Blooket
  • TEST THURSDAY!!

Slide 2 - Tekstslide

Plurals

Slide 3 - Tekstslide

Recap plurals

Slide 4 - Tekstslide

Plurals
De meeste meervouden in het Engels eindigen op -s.

For example:
Jacket           Jackets
Apple            Apples
Girl                 Girls

Slide 5 - Tekstslide

but....
Er zijn uitzonderingen. Onregelmatige meervouden.
Wanneer een woord eindigt op een 
f, wordt dit een v en komt er vaak een e bij.

Dus:
knife           knives
leaf              leaves
calf              calves

Slide 6 - Tekstslide

and...
Eindigt het woord op een y, 
dan wordt dit een ie + s.

Dus:
baby           babies
story          stories
party          parties

Slide 7 - Tekstslide

What is the plural of
shoe?
A
shoe's
B
shoes
C
shoen
D
shoe

Slide 8 - Quizvraag

Plural of:
A
knife's
B
knifes
C
knives
D
kniven

Slide 9 - Quizvraag

What is the plural of
watch?
A
watchs
B
watches
C
watch's

Slide 10 - Quizvraag


What is the plural of puppy?
A
puppies
B
puppy's
C
puppys
D
puppen

Slide 11 - Quizvraag

Present Continuous
Iets wat nu aan de gang is...

I am talking to you right now.
You are listening to me.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe maak je de present continuous?
A
ww + ed
B
to be + ww
C
to be + ww + -ing
D
ww + -ing

Slide 13 - Quizvraag

Maak zinnen. Gebruik de present continuous.

He - look - at the sky.

Slide 14 - Open vraag

Maak zinnen. Gebruik de present continuous.

They - think - about food.

Slide 15 - Open vraag

Maak zinnen. Gebruik de present continuous.

I - play - with my dolls.

Slide 16 - Open vraag

Maak zinnen. Gebruik de present continuous.

She - buy - new jeans.

Slide 17 - Open vraag

Vragen stellen met to be en to have
To be:
am - is - are 

Am I late?
No, you are not.
Is she at home?
Yes, she is.
To have:
have - has

Have I got enough money?
You have got enogh money.

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf de vraag op die bij het antwoord hoort. Gebruik een vorm van zijn.
Yes, he is tall.

Slide 19 - Open vraag

Schrijf de vraag op die bij het antwoord hoort. Gebruik een vorm van zijn.
No, they are not at home.

Slide 20 - Open vraag

Schrijf de vraag op die bij het antwoord hoort. Gebruik een vorm van zijn.
No, we are not old.

Slide 21 - Open vraag

Hoe wordt to have gevraagd in de toets?
Schrijf de vraag op die bij het antwoord hoort. 
Kijk naar het voorbeeld.
Gebruik have got. Schrijf de getallen voluit.

Have they got thirty classmates? 
Yes, they have got 30 classmates.

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf de vraag op die bij het antwoord hoort.
Gebruik have got. Schrijf de getallen voluit.

No, she has not got 56 followers on instagram.

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de vraag op die bij het antwoord hoort.
Gebruik have got. Schrijf de getallen voluit.

Yes, I have got £2.48.

Slide 24 - Open vraag

Schrijf de vraag op die bij het antwoord hoort.
Gebruik have got. Schrijf de getallen voluit. 2 mogelijkheden!

Yes, it has got 106 pages.

Slide 25 - Open vraag

Go to Blooket!

Slide 26 - Tekstslide

Homework
TEST

Slide 27 - Tekstslide