Omgangskunde GHZ les 3 epilepsie

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent actieve en niet-actieve epilepsie?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welke verpleegkundige interventies neem je bij een patiënt met een status epilepticus?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welke van de niet-epileptische aanvallen heb je zelf wel eens ervaren?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Leg uit waarom epilepsie vaak voorkomt met mensen met een verstandelijke beperking.

Slide 14 - Open vraag

Welke aandoening wordt behandeld met psychofarmaca?
A
gedragsstoornis
B
hersentumor
C
auto-immuunziekte
D
herseninfarct

Slide 15 - Quizvraag

Een patiënt met een verstandelijke beperking heeft steeds meer last van gedragsproblemen. De oorzaak is niet duidelijk. In het verleden heeft de patiënt al psychofarmaca gebruikt en er wordt nu weer met psychofarmaca gestart. Wat pleit tegen het voorschrijven van psychofarmaca bij deze patiënt?
A
psychofarmaca gebruik in het verleden.
B
verergering van de gedragsproblemen
C
het ontbreken van een diagnose
D
verstandelijke beperking

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om psychofarmaca zo vroeg mogelijk weer af te bouwen?
A
illegaliteit
B
vele bijwerkingen
C
slechte effectiviteit
D
hoge kosten

Slide 17 - Quizvraag

Welk percentage komt het dichtst in de buurt bij de frequentie van probleemgedrag bij verstandelijk gehandicapten?
A
minder dan 5%
B
15% tot 50%
C
50% tot 75%
D
75% tot 100%

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor soort effect hebben psychofarmaca op probleemgedrag?
A
geen effect
B
tijdelijk effect
C
oneindig effect

Slide 19 - Quizvraag

Voordat een behandeling met psychofarmaca wordt gestart moet onderzoek gedaan worden naar onderliggende factoren die het probleemgedrag veroorzaken. Tot deze factoren behoren onder andere:
A
maatschappelijke factoren
B
financiële factoren
C
beide bovenstaande
D
geen van bovenstaande

Slide 20 - Quizvraag

Mevrouw de Vries is opgenomen in verband met een psychose. De arts schrijft een antipsychoticum voor. Wat is een voorbeeld van een antipsychoticum?
A
Carbamazepine
B
Temazepam
C
Fluoxetine
D
Haloperidol

Slide 21 - Quizvraag

Wat moet voorkomen worden bij de behandeling van probleemgedrag?
A
psycho-educatie als eerste stap in de behandeling
B
multidisciplinaire benadering
C
onnodig gebruik van psychofarmaca
D
overleg met de verstandelijk beperkte cliënt

Slide 22 - Quizvraag

1. Waarom is het van groot belang om bewust met psychofarmaca om te gaan bij mensen met een verstandelijke handicap?

Slide 23 - Open vraag

2. Het is altijd beter om de oorzaak van probleemgedrag te achterhalen. Waarom is dat?

Slide 24 - Open vraag

3. Om een oorzaak te achterhalen, welke factoren dienen dan onderzocht te worden?

Slide 25 - Open vraag

4. Een van de meest voorkomende bijwerkingen van psychofarmaca zijn gewichtstoename en verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Ook zie je daarbij vaak dat de nuchtere bloedsuiker verhoogd is. Hoe noem je al deze bijwerkingen bij elkaar?

Slide 26 - Open vraag

5. Wanneer worden psychofarmaca gebruikt bij mensen met een verstandelijke beperking?

Slide 27 - Open vraag

6. Welke uitgangspunten zijn belangrijk om onnodig gebruik van psychofarmaca bij mensen met een verstandelijke beperking te voorkomen?

Slide 28 - Open vraag