1.3 Media en nepnieuws



1.3 Media en nepnieuws
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les



1.3 Media en nepnieuws

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze lees weet/kun je..

- de begrippen nepnieuws, manipulatie, propaganda, indoctrinatie, polarisatie, complottheorieën, objectiviteit en subjectiviteit, vooroordelen, referentiekader en selectieve waarneming. 

Wat is nepnieuws en hoe herken je het?

Slide 2 - Tekstslide

Programma:
Paragraaf 1.3 nogmaals herhalen
Huiswerk nakijken blz 12,14, 16,17
Lezen 1.3 en begrippen opschrijven 

Slide 3 - Tekstslide


Nepnieuws

  • Nieuws dat niet op waarheid berust, gemaakt om aandacht te vragen of voor de grap. 
  • Kan zelfs ingezet worden bij verkiezingen. 
  • Vaak schokkend, hoe meer er wordt geklikt hoe meer dit verschijnt in zoekmachines en op sociale media.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Filterbubbels
Algoritmes en big data > laten je zien wat je wil zien!
  • Facebook
  • Google
  • TikTok
  • YouTube

Slide 6 - Tekstslide

Wat is 
polarisatie?
Polarisatie:  tegenstellingen tussen twee groepen zijn zo groot dat het problemen oplevert.



In tijden van crisis ontstaat er eerder polarisatie.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat hebben alle complottheorien gemeen?
A
De meeste dingen zijn echt waar
B
De complottheorien zijn heel vaag beschreven
C
Ze zijn vaak bedacht door mensen die in hun eigen realiteit willen leven
D
Er is geen bewijs dat het waar is

Slide 9 - Quizvraag



Manipulatie


  • De situatie in een reclame is natuurlijk niet zoals die in het echt is.  Er is sprake van manipulatie.
  • Manipulatie = Feiten worden met opzet weggelaten of veranderd.

Slide 10 - Tekstslide

Als feiten met opzet worden weggelaten of veranderd, noemen we dat ...
A
Beeldvorming
B
Persvrijheid
C
Manipulatie
D
Privacy

Slide 11 - Quizvraag



Propaganda


Bewust eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden 

Slide 12 - Tekstslide

Indoctrinatie
Mensen langdurig,
systematisch en 
dwingend eenzijdige
opvattingen
opdringen
met de bedoeling dat
zij deze opvattingen
kritiekloos
overnemen

Slide 13 - Tekstslide

Manipulatie, propaganda en indoctrinatie

Slide 14 - Tekstslide

Noord-Koreanen horen steeds maar weer over 'hun geweldige leider' en dat de VS de vijand is. Welk begrip past hier het best bij?
A
Manipulatie
B
Selectieve waarneming
C
Beeldvorming
D
Indoctrinatie

Slide 15 - Quizvraag

In een reclame wordt verteld hoe lekker een hamburger is maar niet dat er veel vetten in zitten.
A
Indoctrinatie
B
Manipulatie

Slide 16 - Quizvraag

Indoctrinatie is:
A
inspelen op de selectieve perceptie van mensen.
B
het opdringen van eenzijdige opvattingen.
C
het vervormd waarnemen van bepaalde informatie.
D
opzettelijk bepaalde feiten weglaten.

Slide 17 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Een voorbeeld van een indoctrinatie is: “Dikke mensen zijn gezellig.”
2. Je beeldvorming is betrouwbaarder als je meerdere soorten media volgt.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 18 - Quizvraag

Wat klopt niet?
A
Indoctrinatie is een extreme vorm van manipulatie
B
Indoctrinatie is langdurig eenzijdige meningen doorgeven
C
Indoctrinatie komt voor in Noord-Korea
D
Indoctrinatie gebeurt alleen bij vrouwen

Slide 19 - Quizvraag

Indoctrinatie heeft alleen met feiten te maken,
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Objectief / subjectief

Objectief = feiten, het weergeven zoals het is

Subjectief = je geeft aan wat je ergens van vindt

Slide 21 - Tekstslide

Selectieve waarneming

Slide 22 - Tekstslide

Welke uitspraak over het referentiekader is juist?
A
Dit kader bestaat uit normen, waarden en gedragingen.
B
Hoe diverser de kaders, hoe eenvoudiger het samenleven.
C
Dit kader wordt iedere vier jaar opnieuw vastgesteld.
D
Dit kader is bij vrouwen veelzijdiger dan bij mannen.

Slide 23 - Quizvraag

Stereotypes en vooroordelen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

"Alle Russen drinken wodka" is een
A
Stereotype beeld
B
Vooroordeel
C
Vorm van indoctrinatie
D
Vorm van manipulatie

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide