1.7 Grammatica - les 1 PV Talent

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?








           
           Kom binnen en  
           ga zitten.



1
WELKOM!
2
Werk-
bundel
   Pen
Laptop
dicht
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?








           
           Kom binnen en  
           ga zitten.



1
WELKOM!
2
Werk-
bundel
   Pen
Laptop
dicht

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je kunt de persoonsvorm (pv) in een zin vinden.
LESDOEL(EN)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 3 - Video

Kijkvraag: welke twee manieren zijn er om de persoonsvorm in de zin te vinden?
Hoe kan je de persoonsvorm vinden?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

1.7 Grammatica
Leertekst: Persoonsvorm 

Elke zin heeft een persoonsvorm. De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord. De pv geeft belangrijke informatie over wat er in een zin gebeurt (bijvoorbeeld rennen, springen, lopen, fietsen, willen). 
Ook kun je aan de persoonsvorm zien of de zin over nu (tt) of vroeger (vt) gaat.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7 Grammatica
Leertekst: Persoonsvorm 

Je herkent de persoonsvorm zo:
• het is bijna altijd één woord;
• het is een vorm van het werkwoord;
• hij staat in het enkelvoud of in het meervoud (dans – dansen);
• hij staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) (dans – danste).



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord
De persoonsvorm (pv) is één woord


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Wat is de PV in de zin:

De jongen loopt naar school.
A
loopt
B
de jongen
C
naar school

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Wat is de PV in de zin:

De fiets valt in de sloot.
A
De fiets
B
valt
C
in de sloot.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Wat is de PV in de zin:

Op mijn kamer lees ik dit boek .
A
lees
B
ik
C
op mijn kamer
D
dit boek

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Wat is de PV in de zin:

Tijdens de gym kneusde ik gisteren mijn hand.
A
Tijdens de gym
B
kneusde
C
ik gisteren
D
mijn hand.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Wat is de PV in de zin:

Hij heeft mijn broers geholpen.
A
heeft
B
hij
C
mijn broers
D
geholpen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Wat is de PV in de zin:

Waarom leer jij niet voor de toets?
A
Waarom
B
leer
C
jij niet
D
voor de toets?

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm (pv) is een enkelvoud of meervoud


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:

De jongen loopt naar school.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Wat is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:

Hij heeft mijn broers geholpen.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
 
De fiets valt in de sloot.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:

Bij voetbal verdedigen wij de voorsprong.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm (pv) staat in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt).


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Is de PV, tt (nu) of vt (vroeger) in de zin:

De jongen loopt naar school.
A
tt
B
vt

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Is de PV, tt (nu) of vt (vroeger) in de zin:
 
De fiets viel in de sloot.
A
tt
B
vt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Is de PV, tt (nu) of vt (vroeger) in de zin:

Bij voetbal verdedigden wij de voorsprong.
A
tt
B
vt

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Is de PV, tt (nu) of vt (vroeger) in de zin:

Hij had mijn vader gevraagd om te helpen.
A
tt
B
vt

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe
Is de PV, tt (nu) of vt (vroeger) in de zin:

Ik wil stoppen met de oefeningen.
A
tt
B
vt

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 1.7 grammatica
Wat weet je al?
Uitleg pv en ond
Aan het werk
Vandaag
H1.7: 1 t/m 7
Leertekst: Persoonsvorm
Tabel: Tijdproef
Programma:

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn lidwoorden?
A
geven, fietsen, lopen
B
de, het en een
C
hij, zij, de hond

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de fiets, de hond, het huis
B
de het en een
C
jij, zij, wij

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn werkwoorden?
A
hij, zij, wij
B
de, het en een
C
lopen, fietsen, praten

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm (pv)
  • Verander de zin van tijd. Het woord dat verandert, is de pv. 
                       Hij maakt een buiging. Hij maakte een buiging.  
                       Zij loopt naar school. Zij liep naar school. 
  • Zet de zin in een vraagzin. Het woord dat vooraan staat, is de pv. 
                       Hij maakt een buiging. Maakt hij een buiging?
                       Zij loopt naar school. Loopt zij naar school?
  • Het is een werkwoord (doewoord). 
  • In elke zin staat een persoonsvorm, meestal op de 2e plaats.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

00:50
Welke twee manieren ken je om de persoonsvorm te vinden?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:02
"Waarom is slijm maken leuk?"
Wat moet je doen om de PV te vinden?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de verleden tijd (VT):
"Na de les hebben de leerlingen alles begrepen."

Slide 32 - Open vraag

Controleren of de leerlingen weten wat TT en VT betekent.
Begrip 'tijdproef' introduceren.
Wat is de pv in de volgende zin:
Nadiia en Milana doen goed hun best.
A
Nadiia en Milana
B
doen
C
goed
D
hun best

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de pv in de volgende zin:
Vindt Yaroslav Nederlands erg leuk?
A
Vindt
B
Yaroslav
C
Nederlands
D
erg leuk

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de pv in de volgende zin:
Vanesa koopt make-up bij de drogist.
A
Vanesa
B
koopt
C
make-up
D
bij de drogist.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Fietst Andrii straks door het centrum?
A
Fietst
B
Andrii
C
straks
D
door het centrum?

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samen kijken naar opdracht 2
Blz 49
Schrijf meteen mee. 
1. Lotte kijkt graag televisie. 
Verander de zin van tijd. (gisteren.... vandaag....)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen kijken naar opdracht 2
Blz 49
Schrijf meteen mee. 
2. Havva ruimt haar kamer op. 
Verander de zin van tijd. (gisteren.... vandaag....)


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen kijken naar opdracht 2
Blz 50
Schrijf meteen mee. 
1. Mehmet schrijft heel netjes. 
Verander de zin van tijd. (gisteren.... vandaag....)
2. Welk boek vond jij spannend?
3. Kochten zij dit boek online?

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip!
Foutje? Let op hoofdletters en leestekens ;) 


Slide 40 - Tekstslide

Even benadrukken dat leestekens worden gewogen in talent en dat antwoorden zonder leestekens worden fout gerekend.
Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag!
Maken in H1.7 - opdracht 4 t/m 7
Wat?
Met wie?
Hulp?

Eerder klaar?
En daarna?

Zelfstandig
timer
10:00
Aan tafel
Versterk jezelf ontleden zinsdelen
de persoonsvorm
Opdracht 4 en 7 nabespreken

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken opdrachten
Schrijf je mee, stel je vragen!

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gingen opdracht 1 t/m 7?
A
Supergoed! Ik wil graag door met spelling.
B
NOOOOOO Ik begrijp er niets van!
C
Het gaat wel ok, maar ik wil meer oefenen.
D
Ik snap het helemaal en wil het wel aan iemand anders uitleggen!

Slide 43 - Quizvraag

Dit kan ook ipv de voorgaande dia. Heb het vorig jaar zo gedaan. Maar misschien toch nog wat veel gevraagd van ze, om zelf in te schatten of ze het snappen. De vorige dia geeft meer kader.
Hij kan anders ook wel als afsluiter van de eerste les.
Wat vond je goed gaan?
Wat vond je het moeilijkst?
Wat vond je
leuk om te doen?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Ruim je je plek op?

  • We blijven zitten tot de bel gaat.

  • Schuif je je stoel aan voordat  je het  lokaal verlaat?

Tot ziens!
Huiswerk: 
H1.7: 1 t/m 7
Leertekst: Persoonsvorm 
Tabel: Tijdproef

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies