BOL 1 Lesweek 11 (1) Schrijven 1.1 Een schrijfplan maken + 4.1 Duidelijk formuleren

Wat staat op de planning?
Komende donderdag
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat staat op de planning?
Komende donderdag

Slide 1 - Tekstslide

Waarom moet je vooraf nadenken over wat je gaat schrijven?(voorbereiden)

Slide 2 - Open vraag

Lesdoelen
  • Je begrijpt wat een schrijfplan is.
  • Je kent onderdelen uit een schrijfplan.
  • Je weet hoe je rekening kunt houden met een doelgroep.
  • Je maakt kennis met tekstdoelen.
  • Je maakt oefent met deelonderwerpen bepalen.
  • Je activeert je geheugen over werkwoordspelling tegenwoordige tijd.
  • Schrijven 4.1 Duidelijk formuleren

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een schrijfplan?
  • Dit is een plan dat je maakt voordat je een tekst gaat schrijven. 
  • In dit schrijfplan staat de indeling van je tekst (inleiding, middenstuk en slot), de deelonderwerpen en de korte inhoud per alinea. 
  • In Teams staat het schrijfplan.

Slide 5 - Tekstslide

Bepaal vooraf het onderwerp van de tekst.
  • Als je zelf een onderwerp mag kiezen, kies dan iets waar je wat van weet.
  • Deel het onderwerp in in deelonderwerpen.

Slide 6 - Tekstslide

Het onderwerp in "Nieuwe ontwikkelingen in de mobiliteit". Welk deelonderwerp past hierbij?

Slide 7 - Open vraag

Bepaal vooraf de doelgroep (voor wie je schrijft).
  • Schrijf je voor klanten?
  • Schrijf je voor een collega?
  • Schrijf je voor je docent Nederlands?
De ene doelgroep heeft meer uitleg en makkelijkere taal nodig dan de andere doelgroep.

Slide 8 - Tekstslide

Je krijgt de opdracht een tekst te schrijven over remmen. Welk deelonderwerp is het MINST geschikt?
A
Remconstructies
B
Onderdelen remsysteem
C
De ANWB slipcursus
D
Remvloeistof

Slide 9 - Quizvraag

Welke doelgroep is het meest passend bij de vorige deelonderwerpen? (remconstructies, onderdelen remsysteem, remvloeistof)
A
Docenten autotechniek
B
Studenten autotechniek
C
Klanten van een garagebedrijf
D
HRM-afdeling van Mobiliteit

Slide 10 - Quizvraag

Maar eerst ........
Herhalen, zodat je alles beter onthoudt!
Altijd handig i.v.m. de toets!

Slide 11 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
A
minimum inkomen
B
minimuminkomen

Slide 12 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
eerste jaars student
B
eerstejaars student
C
eerstejaarsstudent

Slide 13 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
zeven honderd dertien duizend
B
zevenhonderd dertienduizend
C
zevenhonderd dertien duizend

Slide 14 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 15 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
anwb
B
ANWB

Slide 16 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
burgerschap
B
Burgerschap

Slide 17 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
mbo
B
MBO

Slide 18 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
h & m
B
H & M

Slide 19 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 20 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
Hindoe
B
hindoe
C

Slide 21 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
lente
B
Lente

Slide 22 - Quizvraag

Zet in de tegenwoordige tijd.
Hij (beantwoorden) de vraag snel.

Slide 23 - Open vraag

Zet in de tegenwoordige tijd.
Waaraan (besteden) jij je geld?

Slide 24 - Open vraag

Zet in de verleden tijd.
Mijn oor (suizen) gisteren de hele dag.

Slide 25 - Open vraag

Zet in de verleden tijd.
Waaraan (besteden) jij je geld?

Slide 26 - Open vraag

Zet in de voltooide tijd.
Is de post al (bezorgen)?

Slide 27 - Open vraag

Zet in de voltooide tijd.
Heeft iemand je koffers (dragen)?

Slide 28 - Open vraag

Zet in de voltooide tijd.
Ik ben erg (hechten) aan mijn oude foto's.

Slide 29 - Open vraag

Tussenletters
A
dwarstraat
B
dwarsstraat

Slide 30 - Quizvraag

Tussenletters
A
hondeweer
B
hondenweer

Slide 31 - Quizvraag

tussenletter
A
hogenschool
B
hogeschool

Slide 32 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
rondjes geven
B
rondjesgeven
C
rondjes-geven

Slide 33 - Quizvraag

Nieuwe theorie

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Aan de slag!
Nu Nederlands 2F:
  • Schrijven 1.1: Een schrijfplan maken.
  • Taalverzorging 4.1: Duidelijk formuleren

DONDERDAG TOETS Werkwoordspelling & Spellingsregels

Slide 43 - Tekstslide