Egypte
1 / 11
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
De Nijl is 6.853 kilometer lang en daarmee de langste rivier van de wereld. De bronnen van de Nijl liggen diep in de oerwouden van Afrika. De bron van een rivier is de plek waar de rivier begint. Het water stroomt daarna door de grootste en heetste woestijn van de wereld naar de Middellandse Zee. Als het regenseizoen begint, wordt de rivier snel breder. Soms is de rivier zo breed dat je de overkant niet meer kunt zien. Het water komt dan zo hoog dat de oevers onderlopen.
In het water drijven klei en zand. Dit heet sediment of slib. Het slib is vruchtbaar. Het zakt naar de bodem en blijft achter als het water zakt. Zo wordt de grond steeds vruchtbaarder.
Langs de rivier ontstond een smalle strook met vruchtbare grond. De oude Egyptenaren konden daar voedsel verbouwen.
Hoe noem je de groene strook die langs de rivier is getekend?
A
Vruchtbare grond
B
Landbouw
C
Slib zorgt voor een vruchtbare grond
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 5 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 7 - Tekstslide
Het water in de Nijl staat maar een korte periode hoog. Om langer van het water gebruik te maken, bedachten de Egyptenaren een manier om het water uit de Nijl op te vangen. Ze legden dijken aan en groeven kanalen naar hun akkers. Zo konden de boeren het water opvangen, bewaren en gebruiken als het water in de rivier weer zakte.
De Egyptenaren maakten zo al gebruik van irrigatie. De boeren konden hierdoor meer voedsel verbouwen. De Nijl zorgde niet alleen voor vruchtbare grond, maar ook voor drinkwater, vissen en watervogels. Bovendien was de rivier goed bevaarbaar. Met schepen konden de landbouwproducten gemakkelijk naar de grote steden worden vervoerd.
Deze lagen allemaal aan de Nijl.
Wat is irrigatie?
Slide 8 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Tekstslide
Het was niet meer nodig dat iedereen zijn eigen voedsel verbouwde. Dus gingen mensen zich specialiseren in het verwerken van voedsel. Er kwamen molenaars en bakkers.
Iemand die goed schoenen kon maken, ging dat voor het hele dorp doen. Zo ontstonden er beroepen. En er kwamen handelaren die goederen uit het ene dorp in het andere verkochten.
De farao (Egyptische koning) had de meeste macht. De Egyptenaren geloofden dat de farao door de goden gestuurd was om hen te leiden. De farao liet de boeren belasting betalen, niet in geld maar in graan.
Zijn ambtenaren haalden het graan bij de boeren op. In ruil daarvoor vroeg de farao aan de goden om de boeren te beschermen tegen misoogsten en aanvallen van vijanden. Met het graan betaalde de farao de mensen die voor hem werkten: de werklieden, priesters en ambtenaren. Zij hoefden dus niet zelf graan te verbouwen, maar kregen het in ruil voor hun werk.
Kleine dorpen groeiden uit tot steden en de samenleving werd steeds ingewikkelder.
Specialisaties
Slide 10 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Slide 11 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
