HEJ 3K/T Lezen §5 Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
- Uitgedeelde oefenopdracht maken.
§5Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Start van de les:
timer
10:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
- Uitgedeelde oefenopdracht maken.
§5Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Start van de les:
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
In deze les:
Instructie: tekstverbanden & signaalwoorden
Zelfstandig werken
Slide 2 - Tekstslide
Je kunt het tekstverband doel-middel, voorwaarde & vergelijking in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Lesdoelen
Slide 3 - Tekstslide
Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Ze hebben een verband. Door te letten op verbanden in een tekst, kun je de tekst beter begrijpen.
Slide 4 - Tekstslide
Verbanden tussen zinnen
Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt tekstverbanden herkennen door middel van signaalwoorden.
Slide 5 - Tekstslide
Doel-middel
Bij het tekstverband doel-middel gaat het om hetbereiken van een bepaald doel. Hiervoor is een middel nodig, iets wat gebruikt wordt om het doel te bereiken.
Signaalwoorden: opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van.
Bijvoorbeeld:Ik sta ’s morgens vroeg op, zodat ik op tijd bij de bushalte ben.
Doel:op tijd bij de bushalte zijn
Middel: vroeg opstaan
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Ik kijk een tutorial
Ik ga collecteren
Ik leer voor mijn toets
om te leren vlechten
met als doel zo veel mogelijk geld op te halen
door middel van extra oefeningen
Slide 8 - Sleepvraag
Maak een zin met het volgende doel en middel:
Doel: taart bakken Middel: recept
Slide 9 - Open vraag
Welk signaalwoord bij doel middel staat er in de tekst?
A
om te
B
staan
C
eerst
D
over
Slide 10 - Quizvraag
Is het maken van een spiekbriefje een doel of een middel?
A
doel
B
middel
Slide 11 - Quizvraag
Startopdracht
Ik train keihard, zodat ik fit aan de start van de marathon kan verschijnen.
DOEL = ?
MIDDEL = ?
SIGNAALWOORD = ?
Slide 12 - Tekstslide
Voorwaarde
Een voorwaarde is iets wat moet gebeuren, voordat iets anders kan gebeuren. Het maakt dus duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.
Signaalwoorden: als (... dan), indien, tenzij, wanneer, mits.
Bijvoorbeeld:
Ik krijg elke zaterdag vijf euro van mijn vader, als ik zijn auto was.
Wat er kan gebeuren: Ik krijg vijf euro.
Voorwaarde (wat er eerst moet gebeuren): de auto wassen
Slide 13 - Tekstslide
Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband
D
opsommend verband
Slide 14 - Quizvraag
Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
Signaalwoord?
Slide 15 - Open vraag
Vergelijking
Een vergelijkend verband laat een verschil of een overeenkomst zien.
Signaalwoorden: in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals – ook de vergrotende trap: meer / groter / beter enzovoort danv
Bijvoorbeeld:
Vergeleken met vorig jaar zijn de temperaturen in de Alpen nu een stuk hoger.
Slide 16 - Tekstslide
Noteer het signaalwoord en het verband:
Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens.
Slide 17 - Open vraag
Zet de zinnen met signaalwoorden bij de juiste verbanden
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Voorbeeldgevend verband
Voorwaardelijk verband
Verband van doel-middel
Voor het feest kopen we behalve chips, ook nog chocolade, en nootjes ook nog eiersalade en toastjes
Door middel van praten proberen we de ruzie op te lossen.
We wilden Netflix kijken. Zo hadden we de keuze uit Lucifer, the Blacklist of Emily in Paris
Ik ga volgend jaar studeren, tenzij ik zak voor het eindexamen.
Het doel van de volgende wedstrijd is winnen. Daarom trainen we nu extra hard.
Ik moet op tijd opstaan, echter ik druk steeds die snooze-knop in.
Wanneer jij aardig tegen me bent, zal ik dat ook tegen jou zijn.
Ten slotte eindigden we de vakantie met een dagje strand.
Slide 18 - Sleepvraag
Zelfstandig werken
Wat?
Zelfstandig maken: Cursus 1, paragraaf 5.
Opdracht 2, 5 & 6 (blz. 36-38)
Hoe?
Schrijf je antwoorden in je schrift.
Hulp
Brein, Boek, Buur, Bureau.
Tijd
Tot aan het einde van de les. Niet af? Dan is het huiswerk voor de volgende keer.
Klaar?
Verder lezen uit je leesboek of werken aan je literaire mindmap.
Slide 19 - Tekstslide
Lezen of verder werken aan je mindmap.
§5Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Start van de les:
timer
10:00
Slide 20 - Tekstslide
Je kunt het tekstverband doel-middel & voorwaarde in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Je kunt verbanden binnen een tekst toepassen en beoordelen.
Lesdoelen
Slide 21 - Tekstslide
In deze les:
Huiswerk bespreken Opdracht 3 (blz. 34-35)
Fragmenten kijken + vragen beantwoorden
Zelfstandig werken
Afronden
Slide 22 - Tekstslide
Doel-middel
Bij het tekstverband doel-middel gaat het om hetbereiken van een bepaald doel. Hiervoor is een middel nodig, iets wat gebruikt wordt om het doel te bereiken.
Signaalwoorden: opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van.
Bijvoorbeeld:Ik sta ’s morgens vroeg op, zodat ik op tijd bij de bushalte ben.
Doel:op tijd bij de bushalte zijn
Middel: vroeg opstaan
Slide 23 - Tekstslide
Voorwaarde
Een voorwaarde is iets wat moet gebeuren, voordat iets anders kan gebeuren. Het maakt dus duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.
Signaalwoorden: als (... dan), indien, tenzij, wanneer, mits.
Bijvoorbeeld:
Ik krijg elke zaterdag vijf euro van mijn vader, als ik zijn auto was.
Wat er kan gebeuren: Ik krijg vijf euro.
Voorwaarde (wat er eerst moet gebeuren): de auto wassen
Slide 24 - Tekstslide
Fragmenten
Lees opdracht 1 & 2 door (blz. 33-34)
We bekijken de fragmenten samen, daarna beantwoord je de vragen.