Verzorgingsstaat H4 A5

Verzorgingsstaat H4 
D
    De  praktijk 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Verzorgingsstaat H4 
D
    De  praktijk 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
1. De leerlingen kennen de drie terreinen van de verzorgingsstaat 
2. De leerlingen kunnen uitleggen uit welke onderdelen de drie terreinen van de verzorgingsstaat  bestaan. 
3. De leerlingen kunnen uitleggen hoe de drie terreinen van de verzorgingsstaat worden betaald.  

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het begrip?  
  1.  Overheid (8p)
  2. Welvaart (6p)
  3. Welzijn (4p)
  4. Actief (2p)

  • Verzorgingsstaat: Een staat waarin de overheid actief de welvaart en het welzijn van haar bewoners bevordert

Slide 4 - Tekstslide

Vrijheid 
Gelijkheid 
Confessionele 
Sociale partners 
Angelsaksisch 
Scandinavisch 
Hoge belastingen
Gezin 
Ouderschapsverlof
Vast 
Lage belastingen 
Flexibel 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld van een juist antwoord:
Liberale verzorgingsstaat: Vrijheid, Angelsaksisch, Flexibel, Lage belastingen
Sociaaldemocratische verzorgingsstaat: Gelijkheid, Scandinavisch, Hoge belastingen, Ouderschapsverlof
Corporatistische verzorgingsstaat: Confessionele, Sociale Partners, Gezin, Vast
Vrijheid 
Gelijkheid 
Confessionele 
Sociale partners 
Angelsaksisch 
Scandinavisch 
Hoge belastingen
Gezin 
Ouderschapsverlof
Vast 
Lage belastingen 
Flexibel 

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik vraag 1 :
I. Door het socialezekerheidsstelsel zijn Nederlandse burgers verzekerd van een goede gezondheidszorg.
II. Bij de gezondheidszorg speelt solidariteit geen rol, omdat de overheid hier alle kosten betaalt.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I en II zijn beide juist.
C
I is onjuist, II is juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 7 - Quizvraag

Terugblik vraag 2:
I. In de negentiende eeuw was Nederland een nachtwakersstaat, want toen hadden de sociaaldemocraten veel politieke macht.
II. Na de Tweede Wereldoorlog werd Nederland een verzorgingsstaat, want toen nam de politieke macht van de liberalen sterk toe.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I en II zijn beide juist.
C
I is onjuist, II is juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 8 - Quizvraag

Opdracht 
1. Lees H4: Wat doet de verzorgingsstaat? (blz. 224 t/m 229).
2. Vul met behulp van H4 het invulschema over de verzorgingsstaat.
3. Beantwoord vervolgens de controlevragen over H4 via LessenUp.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Controlevraag 1:
De Nederlandse overheid heeft in de gezondheidszorg marktwerking ingevoerd. Marktwerking wil zeggen dat:
I. de overheid de prijzen vaststelt.
II. particuliere bedrijven zorgverzekeringen verkopen.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I en II zijn beide juist.
C
I is onjuist, II is juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 11 - Quizvraag

Controlevraag 2: Het belangrijkste verschil tussen sociale verzekeringen en particuliere verzekeringen is dat sociale verzekeringen:
A
vrijwillig zijn en betaald worden door premieheffing.
B
vrijwillig zijn en betaald worden door de overheid.
C
verplicht zijn en betaald worden uit de belastingopbrengst van burgers.
D
verplicht zijn en betaald worden door premieheffing.

Slide 12 - Quizvraag

De onderwijsinspectie controleert namens de overheid de onderwijsinstellingen. Kan de overheid er iets aan doen als het vwo vooral het ‘exclusieve terrein van kinderen van hoger opgeleide ouders’ lijkt te zijn? Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Open vraag

Welke vragen heb je nog over H4?

Slide 14 - Open vraag