Verkleinwoorden

Verkleinwoorden
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsLager onderwijs

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verkleinwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Soorten verkleinwoorden
'Gemakkelijk'
huis --> huisje
steen --> steentje
boom --> boompje

Slide 2 - Tekstslide

Luister goed en schrijf op.

Slide 3 - Open vraag

Luister goed en schrijf op.

Slide 4 - Open vraag

Luister goed en schrijf op.

Slide 5 - Open vraag

Luister goed en schrijf op.

Slide 6 - Open vraag

Luister goed en schrijf op.

Slide 7 - Open vraag

Luister goed en schrijf op.

Slide 8 - Open vraag

Luister goed en schrijf op.

Slide 9 - Open vraag

Luister goed en schrijf op.

Slide 10 - Open vraag

soorten verkleinwoorden
'gemiddeld'
Soms moet je verdubbelen
rem --> remmetje
bel --> belletje
ring --> ringetje
stang --> stangetje

Slide 11 - Tekstslide

Luister goed.

Slide 12 - Open vraag

Luister goed.

Slide 13 - Open vraag

Luister goed.

Slide 14 - Open vraag

Luister goed.

Slide 15 - Open vraag

Luister goed.

Slide 16 - Open vraag

Luister goed.

Slide 17 - Open vraag

Luister goed.

Slide 18 - Open vraag

Luister goed.

Slide 19 - Open vraag

Luister goed.

Slide 20 - Open vraag

Luister goed.

Slide 21 - Open vraag

soorten verkleinwoorden
'moeilijk'
1) Eindigen met een klinker --> schrijf 2 keer
foto --> fotootje
auto --> autootje
menu --> menuutje

Slide 22 - Tekstslide

soorten verkleinwoorden
'moeilijk'
2) Deze moet je gewoon onthouden
jongen --> jongetje
blad --> blaadje
glas --> glaasje
schip --> scheepje 
vat --> vaatje 
zeilschip --> zeilscheepje

Slide 23 - Tekstslide

Luister goed.

Slide 24 - Open vraag

Luister goed.

Slide 25 - Open vraag

Luister goed.

Slide 26 - Open vraag

Luister goed.

Slide 27 - Open vraag

Luister goed.

Slide 28 - Open vraag

Luister goed.

Slide 29 - Open vraag

Luister goed.

Slide 30 - Open vraag

Luister goed.

Slide 31 - Open vraag

Luister goed.

Slide 32 - Open vraag

Luister goed.

Slide 33 - Open vraag