wk 20: Reclame

Lezen in je leesboek
timer
10:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

H8 Reclame

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen:


  • Je weet wat een feit en een mening is
  • Je weet wat een kernzin is en waar die in de alinea staat.

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdrachten vorige les

Je ontvangt per mail de antwoorden van onderstaande opdrachten. Zet een * voor de vraag die je verkeerd hebt én waarvan je het antwoord niet begrijpt.

opdracht 16 blz. 48
opdracht 17 blz. 50
opdracht 18 blz. 51
opdracht 19 blz. 52

Slide 4 - Tekstslide

De kernzin

Een kernzin is de belangrijkste zin in een alinea. De overige zinnen geven voorbeelden of uitleg (toelichting) bij de kernzin. 

De kernzin is vaak de 1e, 2e of laatste zin in een alinea.

Opdracht 1: Lees de tekst 'Regels voor reclamemakers' op blz. 59. Onderstreep met grijs potlood heel licht de 1e, 2e en laatste zin van iedere alinea. 

Opdracht 2: Lees de onderstreepte zinnen nog een keer goed door. Welke zin bevat geen uitleg of voorbeelden? Dat is je kernzin! Geef deze zin een kleurtje (markeren). 

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht maken:

Maak op blz. 59 opdracht 26 (helemaal).  Vraag 26b moet je snel kunnen beantwoorden. 

Maak daarna op blz. 62 opdracht 30 (helemaal). 
            Opdracht 26 en 30 vormen het huiswerk voor morgen.

Slide 6 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

H10 Schone aarde

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoelen:


  • Je weet wat een kernzin is en waar die in de alinea staat.
  • Je leert de 3 verbanden: opsomming, tegenstelling en reden. 
  • Je kunt signaalwoorden herkennen bij deze verbanden. 

Slide 9 - Tekstslide

Verbanden

De onderstaande verbanden kunnen tussen alinea's en zinnen voorkomen. 

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht verbanden

Open een nieuwssite (bijvoorbeeld nu.nl/ nos.nl / rtl.nl / etc). Ga op zoek naar voorbeelden van de 3 verbanden (opsomming / tegenstelling / reden) tussen zinnen of alinea's. 

Noteer van ieder verband minimaal 1 voorbeeld in je schrift. Geef de opdracht de naam 'verbanden nieuwssites'


Maak daarna opdracht 6 blz. 102

Slide 11 - Tekstslide