vrijdag 22 jan goed

vrijdag 22 januari
Woordenschat
nieuwe woorden thema 17
Luisteren
verhaal luisteren en vragen beantwoorden
Pauze
Disk taak 4 Solliciteren
Wat kan wel en wat kan niet bij een sollicitatiegesprek?
Schrijven
Wat zou je doen met een miljoen?


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

vrijdag 22 januari
Woordenschat
nieuwe woorden thema 17
Luisteren
verhaal luisteren en vragen beantwoorden
Pauze
Disk taak 4 Solliciteren
Wat kan wel en wat kan niet bij een sollicitatiegesprek?
Schrijven
Wat zou je doen met een miljoen?


Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je zeven nieuwe woorden bij het thema 
'geld en werk'.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 2 - Tekstslide

het inkomen
  • het geld dat je verdient met werken
  • een ander woord is: salaris
  • een ander woord is: loon 
  • zin: Een inkomen is belangrijk om te kunnen leven.

Slide 3 - Tekstslide

het brutoloon
  • het salaris dat je werkgever aan jou betaalt voordat er geld     voor de belasting vanaf is gehaald
  • de werkgever betaalt dat belastingdeel aan de    belastingdienst
  • Jij ontvangt niet het brutoloon

Slide 4 - Tekstslide

de loonbelasting
  • de belasting die betaald moet worden aan de overheid als je met werken je salaris verdient.
  • dit zit in je brutoloon deel
  • dit gaat automatisch bij elke werkgever  
  • zin: Iedereen betaalt elke maand loonbelasting.

Slide 5 - Tekstslide

het nettoloon
  • het loon nadat er geld voor de belasting vanaf is gehaald
  • dit loon ontvang je op je bankrekening
  • het is altijd minder dat je brutoloon 
  • zin: Als ik mijn nettoloon weet, weet ik wat ik kan uitgeven.

Slide 6 - Tekstslide

de rente
  • geld dat je aan de bank moet betalen als je geld leent
  • je betaalt aan de bank de lening terug + de rente
  • geld dat je van de bank krijgt als je geld op je rekening hebt 
  • zin: ik zoek een bank die een hoge rente geeft voor mijn geld.

Slide 7 - Tekstslide

de hypotheek
  • de lening voor een huis,  gebouwen, een (grote dure )boot
  • de lening sluit je af bij een bank
  • je betaalt de lening + rente terug: meestal in 30 jaar
  • Zin: 
  • Als ik 70 jaar ben heb ik eindelijk mijn hypotheek betaald.

Slide 8 - Tekstslide

de schuld
  • je verantwoordelijkheid op je nemen als iets fout is gegaan
  • de lening die je hebt bij iemand of bij een bank
  • zin: Het is mijn schuld dat hij een gebroken been heeft, want ik liet hem struikelen.
  • zin: De schuld bij mijn vader is nog hoog, helaas. Ik heb het nog niet (af)betaald.

Slide 9 - Tekstslide

Maak zinnen met de woorden van vandaag.
Regels
- maak minimaal 3 zinnen
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je mag NIET Google translate gebruiken!

De woorden: de schuld, de hypotheek, de rente, het nettoloon, de loonbelasting, het brutoloon

Slide 10 - Open vraag

luisteren
.


Luister naar het fragment en beantwoord de vragen
een interview over geld

Slide 11 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Deze meisjes en jongens krijgen geld van hun ouders.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

De jongens en meisjes lenen veel geld.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Sofia krijgt 20 euro per maand.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Kristian werkt in een café.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Vul hieronder de zes antwoorden in van de luistertekst.

Slide 17 - Open vraag

Pauze
Pauze 
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Disk taak 4
Je leert wat je het beste wel en niet kan doen/zeggen tijdens een sollicitatiegesprek.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Hoe kom je binnen bij een sollicitatiegesprek?

Slide 22 - Open vraag

Geef je een hand?
A
ja
B
nee
C
ja, maar nu niet (corona)

Slide 23 - Quizvraag

Wat zeg je als je binnenkomt?

Slide 24 - Open vraag

Wat zeg je: u of jij?
A
u
B
jij

Slide 25 - Quizvraag

Maak je oogcontact?
A
nee
B
ja

Slide 26 - Quizvraag

Schrijven
Schrijf op wat je met 1 miljoen euro gaat doen. Geef antwoord op deze vragen. Begin elke zin met: ik zou....

1. Zou je iets kopen of iets leuks doen wat geld kost?
Ja? Wat is het? Wat kost het? Waarom koop je het?
2. Zou je geld aan iemand geven?
Ja? Aan wie? Hoeveel? Waarom geef je het geld?
3. Zou je geld op de bank zetten?
Ja? Hoeveel? Waarom doe je dat?


Slide 27 - Tekstslide

Klaar??? En nog geen tijd??
  • werken aan Disk (bronnen en bouwstenen thema 17 Geld en werk);
  • werken aan In Zicht
  • lezen in je leesboek en een boekverslag maken;
  • werken aan je rekenen 

Slide 28 - Tekstslide