Lesson 4.1
1 / 18
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
a/an
... insect
... insect
A
A
B
An
Slide 11 - Quizvraag
a/an
... onion
... onion
A
A
B
An
Slide 12 - Quizvraag
a/an
____ uniform
____ uniform
A
A
B
An
Slide 13 - Quizvraag
a / an
____ sandwich
____ sandwich
A
a
B
an
Slide 14 - Quizvraag
a/an hour
A
a
B
an
Slide 15 - Quizvraag
Aan het einde van de les weet ik wanneer ik 'a' en 'an' gebruik en wat het verschil daartussen is .
A
Helemaal!
B
Nog niet helemaal
C
Snap er niets van
D
een beetje
