G6BE - Het Resultaat H1

Bedrijfseconomie G6
Het resultaat H1 - les 2/3 


1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie G6
Het resultaat H1 - les 2/3 


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

            Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen (iets staat op het (digitale) bord ). 
Te laat? Haal een groene kaart, niet mopperen, hoort bij onze maatschappij, moet van Wim (Dennis):-)
Zonder uitzondering 1,5 meter tussen mij en jullie. Ik vind jullie een beetje eng ;-) (en jullie mij?) (en 't moet van Arie / Dennis!)

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Vaker dit niet voor elkaar (volgens mijn grillen ;-)) -> uit de les, verwijderd/boeken vergeten melding
Device is keiharde noodzaak! Verder hou ik van technologie en ben ik een beetje hypocriet. Want hoewel ik mijn mobiel soms zal gebruiken wil ik die van jullie niet zien. Behalve als ik er expliciet naar vraag. Kan je er niet vanaf blijven? Dan mag het in de telefoontas. Ik wil ook niet waarschuwen, mobiel zien = van Wim tot einde van mijn lesdag, zonder mopperen.

Geen eten/drinken (flesje water is ok, geen kauwgum, blikjes cola, zakken chips, broodjes gezond...etc eten doe je 
in de pauze).

Elke regel, in het kader van Wim's wil is wet in het klaslokaal, die je met goede reden wil breken, bespreek je VOORAF.
Verder ben ik best redelijk.... Mijn afkorting is niet voor niets Kv (Knappe vent) (of knap vervelend). 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Na vandaag, 







Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Wie is er ?
  • Het resultaat
  • Huiswerk

  • Leerdoelen check



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke kosten ken je allemaal?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het Resultaat
Kosten, Kostprijs basis voor:

- Verkoopprijs
- Winstberekening
- Resultatenanalyse
- Voorraadwaardering

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Categoriale kostenindeling
- Kosten van grond
- Inkoopwaarde
- Arbeid
- Diensten van derden
- Duurzame productiemiddelen
- Kostprijsverhogende belastingen
- Kosten van vermogen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanschaf € 30.000. Installatie € 6.000. Restwaarde € 4.000. Levensduur 8 jr.
Afschrijvingskosten per jaar?
A
€ 2.500,-
B
€ 3.500,-
C
€ 4.000,-
D
€ 5.000,-

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afschrijvingskosten
Aanschafprijs incl. installatie - Restwaarde
-----------------------------------------------
Economische levensduur

oftewel
A - R
n

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanschaf machine op 1/1/2021 a € 260.000,-
Levensduur 20 jaar, Restwaarde € 20.000,-
Boekwaarde op 31/12/2025?
A
€ 180.000,-
B
€ 192.000,-
C
€ 200.000,-
D
€ 212.000,-

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Duurzame productiemiddelen
Interestkosten ( gemiste interestopbrengsten )

Aanschafwaarde € 100.000,-; Restwaarde € 10.000,-
Levensduur 10 jaar; interestpercentage 3%

Gemiddeld gemiste interest pj = € 55.000,- x 0,03 = € 1.650,-

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzame productiemiddelen
Interestkosten ( gemiste interestopbrengsten )
=
interestpercentage x gemiddeld geinvesteerd vermogen

oftewel
i% x   A + R
            2

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Materialen / Grondstoffen
Benodigde hoeveelheid per product
Afval <-------------------> Uitval
Afval = Verlies grondstoffen bij productie  
Uitval = Afgekeurde eindproducten

Let op: - verhoudingen / percentages in opgaven
- soms kan afval / uitval nog wel iets opleveren

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een kledingstuk bevat 250 gram van een bepaalde stof. Er was tijdens de productie 20% snijverlies.
Hoeveel gram van de stof was nodig?
A
200
B
208,3
C
300
D
312,5

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nodig voor 1 product: 2 uur arbeid a € 30,- per uur en 5 kg stof a € 8,-. Na afloop is gemiddeld 10% van de producten niet van de goede kwaliteit en wordt weggegooid.

Kostprijs per product?
A
€ 100,-
B
€ 110,-
C
€ 111,11
D
€ 115,30

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor u gelezen
Linkje 1 (Corné van Zeijl over beleggen in 2017, samengestelde interest)
Linkje 2 (Voor 5 tientjes naar Nice)
Linkje 3 (geldzaken op orde voor recessie? artikel uit 2009)
Linkje 4 miljonair worden? (lees beleggen / automatiseren p 13/14)
Linkje 5 2022-10-30 Klaas Knot "Klaas Knot: ECB nog niet klaar met verkrappen"
Linkje 6 Spotify op de beurs?
Linkje 7 Grondstoffen
Linkje spreadsheet annuïteiten / lineaire / enkelvoudige / samengestelde interest

timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nodig om een accu te produceren? (noem ook grondstoffen)

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Wie is er ?
  • H2 Het Resultaat
  • Leerdoelen check



timer
25:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Wie is er ?
  • SE 3 nog te gaan
  • H2 Het Resultaat
  • Cijfers SE BE2  
  • Leerdoelen check



timer
25:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SE3 BE (week van 21 - 27 maart 2022)
Financiële Zelfredzaamheid, Bedrijf Starten, Onderneem het zelf, Personeelsbeleid en Interne Organisatie, Marktverovering, Investeren, Financiering en Verslaggeving, Het Resultaat

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarderingsgrondslagen
De waarderingsgrondslag: de wijze waarop activa in de externe balans worden gewaardeerd. 
  • Verkrijgingsprijs: de inkoopprijs plus bijkomende kosten.                   Het werkelijk betaalde bedrag → historische aanschafprijs. 
  • Vervaardigingsprijs (volgende slide)
  • Actuele waarde is de waarde op het waarderingsmoment (bijv. balansdatum) →  herwaarderingsreserve op creditzijde balans.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op balansdatum moet de waardering van de voorraad plaatsvinden volgens de historische uitgaafprijs (de oorspronkelijke inkoopprijzen) en niet de VVP.
                                                     voorbeeld 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FIFO (first in first out): bij verkoop boeken we de goederen af tegen de prijs van de langst aanwezige partij.

LIFO (Last in first out): administratief gaan we ervan uit dat de goederen die het laatst binnen gekomen zijn, er bij verkoop als eerste uitgaan.

In werkelijkheid zullen bij verkoop, de goederen die het langst in het magazijn liggen als eerste het bedrijf verlaten.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel is de annuiteit?
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Annuiteit
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
...
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
...
€342.876,15
A
€8.464,58
B
€16.744,58
C
€351.535,42
D
€17.123.85

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een spaarrekening en een deposito?
A
Weinig rente op een deposito en veel op spaarrekening
B
Geld staat vast bij deposito en niet op een spaarrekening
C
Een vaste looptijd op een spaarrekening
D
Variabele rente op het saldo van een deposito

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer zou je als koper een
call optie kopen?
A
Als je denkt dat de koers van de aandeel zal stijgen
B
Als je denkt dat de koers van de aandeel zal dalen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een nv wil €2 miljoen euro binnen krijgen door een aandelen emissie. De nominale waarde van een aandeel is €30,- en de agio is €20,-. Hoeveel aandelen moet de nv verkopen?
A
66.667
B
200.000
C
40.000
D
100.000

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn verschillende vormen van marketing afhankelijk van het type afnemer. Een leasebedrijf voor bedrijfsauto's sluit een contract af met Albert Heijn voor het leveren van bestelbussen voor bezorging van boodschappen.
Van welke vorm van marketing is dit een voorbeeld?
A
B2A
B
B2B
C
B2C
D
C2C

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rechtsvorm hoort bij de voetbalclub 'Ajax'?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als obligatiehouder heb je stemrecht/ zeggenschap
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het schrijven van een put optie is het risico minder groot dan bij het schrijven van een call optie
A
De bewering is juist
B
De bewering is onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Het risico bij een put optie is gelijk aan de uitoefenprijs (als het aandeel waardeloos is geworden. Het risico bij het schrijven van een call optie is theoretisch oneindig groot. Het risico is gelijk aan het verschil tussen de uitoefenprijs en beurskoers van dat aandeel. Als de beurskoers heel sterk gestegen is, kan dat de schrijver heel veel gaan kosten.
Kruidvat is een voorbeeld van een B2C bedrijf is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jaap's oma komt te overlijden. Het te erven bedrag is € 45.000. Kleinkind heeft een vrijstelling van € 20.209. Belastingtarief is 18%. Hoeveel erfbelasting dient Jaap te betalen?
A
€ 8.100
B
€ 0
C
€ 4.462,38
D
€ 3.637,62

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een annuiteitenhypotheek heeft ...(1) brutolasten en ...(2) nettolasten
A
1 gelijkblijvende 2 gelijkblijvende
B
1 gelijkblijvende 2 stijgende
C
1 stijgende 2 gelijkblijvende
D
1 stijgende 2 stijgende

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het grote verschil tussen een BV en NV is....
A
Dat een NV heel veel aandeelhouders heeft
B
Er is geen verschil, want ze hebben allebei aandeelouders
C
Er is geen verschil omdat ze allebei hoofdelijke aansprakelijkheid kennen
D
Dat aandelen van een BV niet vrij verhandelbaar zijn en die van een NV wel

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgaven maken
Opgaven maken H1 het resultaat in LearnBeat

Bespreken opgaven




timer
27:00

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgaven maken
Opgaven maken H5 in LearnBeat van Fin. & verslaggeving

Straks verder met rentabiliteit




timer
27:00

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies