VWO 3 - Studyflow - Proeftoets
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welk aanwijzend voornaamwoord past in de zin?
Het boek ...... daar ligt, gaat over historische gebeurtenissen.
Het boek ...... daar ligt, gaat over historische gebeurtenissen.
A
Die
B
Datgene
C
Dat
D
Dit
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Zij is enorm aan het treuzelen.
Zij is enorm aan het treuzelen.
Slide 4 - Open vraag
Wat voor zinsdeel is het zinsdeel in hoofdletters?
Ik reken OP JOUW MEDEWERKING.
Ik reken OP JOUW MEDEWERKING.
A
bijwoordelijke bepaling
B
voorzetselvoorwep
C
bijvoeglijke bepaling
D
lijdend voorwerp
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Zijn de werkwoorden in onderstaande zin juist gespeld?
Mijn vader vermijdt confrontaties met zijn collega's,
hij word daar niet blij van.
Mijn vader vermijdt confrontaties met zijn collega's,
hij word daar niet blij van.
A
Ja, beide zijn juist gespeld.
B
Nee, alleen het eerste is juist gespeld.
C
Nee, alleen het tweede is juist gespeld.
D
Nee, beide zijn fout gespeld.
Slide 7 - Quizvraag
Maak van het werkwoord een bijvoeglijk naamwoord in de zin.
De (schrobben) ... vloer glom helemaal.
De (schrobben) ... vloer glom helemaal.
Slide 8 - Open vraag
In welke zin staat een wederkerend voornaamwoord?
A
Mijn vader wast zijn handen met citroenzeep.
B
Ik herinner me niets meer van wat je gisteren hebt verteld.
C
Hij beseft dat hij dit nooit had moeten doen.
D
Joost zet je morgen voor school af.
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Zijn de woorden in hoofdletters goed gespeld?
Het BENDELID moest zich melden bij het GEMEENTENHUIS.
Het BENDELID moest zich melden bij het GEMEENTENHUIS.
A
Ja, beide zijn juist gespeld.
B
Nee, alleen het eerste is juist gespeld.
C
Nee, alleen het tweede is juist gespeld.
D
Nee, beide zijn fout gespeld.
Slide 11 - Quizvraag
Zet het woord in hoofdletters in het meervoud.
Ik heb twee ALLERGIE.
Ik heb twee ALLERGIE.
Slide 12 - Open vraag
Je ziet twee woorden. Hoe schrijf je de samenstelling
van deze woorden?
non actief
A
nonactief
B
non'actief
C
non 'actief
D
non-actief
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
In welke zin staan de hoofdletters goed?
A
Met het Suikerfeest wordt het einde van de ramadan gevierd.
B
Met het Suikerfeest wordt het einde van de Ramadan gevierd.
C
Met het suikerfeest wordt het einde van de ramadan gevierd.
D
Met het suikerfeest wordt het einde van de Ramadan gevierd.
Slide 15 - Quizvraag
In welke zin staan de aanhalingstekens ('...') goed?
A
Wat eet je toch weer 'gezond'! (broodje hamburger met friet).
B
Wat eet je toch weer gezond! (broodje hamburger met friet).
C
Wat eet je 'toch' weer gezond! (broodje hamburger met friet).
D
Wat eet je toch 'weer' gezond'! (broodje hamburger met friet).
Slide 16 - Quizvraag
Neem de zin over en zet op de juiste plaats een komma.
Als je morgen op de fiets gaat ben je wellicht wel op tijd thuis.
Als je morgen op de fiets gaat ben je wellicht wel op tijd thuis.
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
In de zin staat een pleonasme. Welk woord mag je weglaten?
Als we dat eerst mondeling bespreken, zet ik vervolgens alle informatie online.
Als we dat eerst mondeling bespreken, zet ik vervolgens alle informatie online.
A
eerst
B
mondeling
C
informatie
D
vervolgens
Slide 19 - Quizvraag
In deze zin is sprake een stijlfout. Welke?
Meneer van Pommeren, kunt u de namenlijst even nachecken?
Meneer van Pommeren, kunt u de namenlijst even nachecken?
A
contaminatie
B
tautologie
C
onjuiste herhaling
D
dubbele ontkenning
Slide 20 - Quizvraag
Is dit een correcte beknopte bijzin?
Na minuten te hebben gerinkeld, vond Marlies haar telefoon in de la van het bureau.
A
ja
B
nee
