In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
De fabriek heeft een nieuwe machine binnen. Hij pakt zelf de boomstam op, doet 'm aan de ene kant erin, en aan de andere kant komen er nette planken uit, die hij netjes opstapelt. Hier is sprake van ....
A
Hekserij
B
Mechanisering
C
Automatisering
D
Hele goede wifi
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Waar of niet waar? Overbezetting komt meestal voor in tijden van recessie.
A
Niet waar. Recessie betekend dat het slecht gaat met de economie. Dan gaan mensen juist minder kopen.
B
Waar. Overbezetting krijg je als je teveel bruine bonen eet. Dan leg je daarna meestal een grote recessie.
Slide 6 - Quizvraag
De werkelijke bezetting is 20.000 paraplu's. De productiecapaciteit is 27.000 paraplu's.
A
Hier hebben wij een klassiek geval van overbezetting van 7.000 paraplu's
B
We hebben geen koffie meer in huis, kan iemand even naar de winkel rennen.
C
Kan iemand die kat een schop geven.
D
Er is een onderbezetting van 7.000 paraplu's
Slide 7 - Quizvraag
De productiecapaciteit van de fabriek is 100 printers per week. De werkelijke bezetting is 65 printers per week. Dan is de bezettingsgraad dus.....
A
35%
B
65%
C
100%
D
78%
Slide 8 - Quizvraag
Wat is GEEN voordeel van innovatie?
A
Door innovatie gaat de productiecapaciteit omhoog.
B
Innovatie maakt het mogelijk milieuvriendelijker te produceren.
C
Innovatie kan bedrijven een voorsprong geven op hun concurrentie.
D
Door innovatie kunnen mensen hun baan kwijt raken.