In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Startopdracht
Maak de werkbladen.
Klaar? Lezen in stilte.
timer
20:00
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
startopdracht nabespreken 10 min
verkleinwoorden oefenen 10 min
verwijswoorden oefenen 10 min
tussenletters oefenen 10 min
Schoolwerk 5 min
Beterspellen 10 min
Afsluiten 5 min
Slide 2 - Tekstslide
Wat heb je nodig?
Wisbordje
Pen
Schrift
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
Weet ik wat verkleinwoorden zijn.
Kan ik het juiste verkleinwoord noteren.
Weet ik wat verwijswoorden zijn.
Kan ik het juiste verwijswoord noteren.
Weet ik wat tussenletters zijn.
Weet je welke tussenletters je moet gebruiken om een goede samenstelling te maken.
Slide 4 - Tekstslide
Wat zijn verkleinwoorden?
Slide 5 - Woordweb
Slide 6 - Tekstslide
Noteer het verkleinwoord:
brug
Slide 7 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord:
auto
Slide 8 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord:
ketting
Slide 9 - Open vraag
Verkleinwoord. Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje
Slide 10 - Quizvraag
Verkleinwoorden
A
laatje
B
ladetje
Slide 11 - Quizvraag
welke is goed?
A
pinda'tje
B
pindaatje
Slide 12 - Quizvraag
Welke is goed?
A
cafétje
B
cafeetje
Slide 13 - Quizvraag
Welke is goed?
A
diploma'tje
B
diplomaatje
Slide 14 - Quizvraag
Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
Weet ik wat verkleinwoorden zijn.
Kan ik het juiste verkleinwoord noteren.
Weet ik wat verwijswoorden zijn.
Kan ik het juiste verwijswoord noteren.
Weet ik wat tussenletters zijn.
Weet je welke tussenletters je moet gebruiken om een goede samenstelling te maken.
Slide 15 - Tekstslide
Wat zijn verwijswoorden?
Slide 16 - Woordweb
Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst terug naar een woord dat eerder genoemd is.
Slide 17 - Tekstslide
Welk verwijswoord?
Afhankelijk van het woordgeslacht van het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijswoord terugwijst.
Mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (o)
Mannelijk en vrouwelijk = lidwoord de
Onzijdig = lidwoord het
Bij twijfel: zoek het woord op in het woordenboek!
Slide 18 - Tekstslide
Welk verwijswoord?
Enkelvoud (m)
Hij, hem, zijn
Deze, die
Enkelvoud (v)
Zij, ze, haar
Deze, die
Enkelvoud (o)
Het, zijn
Dit, dat
Meervoud
Zij, ze, hen, hun
Deze, die
Slide 19 - Tekstslide
Op je wisbordje!
Kies het juiste verwijswoord:
Dit nieuwsblad (o) is opgeheven, omdat ... niet goed werd verkocht.
De bibliotheek (v) zal voortaan ... deuren ook op zaterdagmiddag openen voor het publiek.
Slide 20 - Tekstslide
Even checken...
Kies het juiste verwijswoord:
Dit nieuwsblad (o) is opgeheven, omdat het niet goed werd verkocht.
De bibliotheek (v) zal voortaan haar deuren ook op zaterdagmiddag openen voor het publiek.
Slide 21 - Tekstslide
Op je wisbordje!
1. Kies het juiste verwijswoord:
Heb je liever die donkerblauwe spijkerbroek of ... lichtblauwe hier?
2. Kies het juiste verwijswoord:
Mijn zussen zijn boos, omdat ik ... jouw geheim niet wil vertellen.
Slide 22 - Tekstslide
even checken
1. Kies het juiste verwijswoord:
Heb je liever die donkerblauwe spijkerbroek of deze lichtblauwe hier?
2. Kies het juiste verwijswoord:
Mijn zussen zijn boos, omdat ik hun jouw geheim niet wil vertellen.
Slide 23 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
Weet ik wat verkleinwoorden zijn.
Kan ik het juiste verkleinwoord noteren.
Weet ik wat verwijswoorden zijn.
Kan ik het juiste verwijswoord noteren.
Weet ik wat tussenletters zijn.
Weet je welke tussenletters je moet gebruiken om een goede samenstelling te maken.
Slide 24 - Tekstslide
Wat zijn tussenletters?
Slide 25 - Woordweb
Tussenletters
Je kunt een nieuw woord maken door twee bestaande woorden aan elkaar te plakken. Dit is een samenstelling. De woorden in een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vast schrijven, maar dit kan niet altijd. Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.
Slide 26 - Tekstslide
-en-
Als het meervoud van het eerste woord eindigt op -en.
bijvoorbeeld: Roos + geur Roos = Rozen
Rozengeur
Slide 27 - Tekstslide
-s-
Als je de -s hoort.
Bijvoorbeeld: lievelingskleur, beroepsvoetballer etc.
Slide 28 - Tekstslide
Geen tussenletter
Gebruik geen tussenletter als het eerste woord
een meervoud op -s heeft: garages, dus: garagebedrijf.
iets is waar er maar één van is: zon, dus: zonnescherm.
een versterkende betekenis heeft: apetrots, reuzesterk.
het eerste woord een werkwoord is: lachen, dus: lachebek.
Slide 29 - Tekstslide
Op je wisbordje!
Boek + kast
Slide 30 - Tekstslide
Op je wisbordje!
Reus + sterk
Slide 31 - Tekstslide
Op je wisbordje!
Fiets + stalling
Slide 32 - Tekstslide
Op je wisbordje!
Zon + bril
Slide 33 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
Weet ik wat verkleinwoorden zijn.
Kan ik het juiste verkleinwoord noteren.
Weet ik wat verwijswoorden zijn.
Kan ik het juiste verwijswoord noteren.
Weet ik wat tussenletters zijn.
Weet je welke tussenletters je moet gebruiken om een goede samenstelling te maken.
Slide 34 - Tekstslide
Schoolwerk :(
Lezen: lezen of luisteren SMILEY tot bladzijde 85.