OEFENTOETS STEVIGHEID EN BEWEGING MAVO 1 2021-2022

Oefentoets
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Uit welke 3 delen bestaat het menselijk lichaam
A
wervelkolom, botten en kraakbeen
B
Hoofd, borstkas en uitsteeksels
C
Romp, ledematen en hoofd
D
intern skelet, spieren en water

Slide 2 - Quizvraag

Welke functie van het skelet wordt verbeterd door de valhelm?

Slide 3 - Open vraag

Bij welk antwoord worden alleen botten genoemd die in het been zitten?
A
dijbeen, kuitbeen, heiligbeen, ellepijp
B
opperarmbeen, dijbeen, kuitbeen, middenvoetsbeentje, voetwortelbeentje
C
hielbeen, scheenbeen, heupbeen, knieschijf, teenkootje
D
knieschijf, dijbeen, kuitbeen, hielbeen, middenvoetsbeentje

Slide 4 - Quizvraag

Hieronder staan 2 uitspraken;

1) Ik heb een weefsel waarbij de tussencelstof vooral bestaat uit lijmstof en
2) de cellen liggen rondom kleine kanaaltjes

wat is het beste antwoord?

A
1 gaat over kraakbeen en 2 over botweefsel
B
1 en 2 gaan beide over botweefsel
C
1 gaat over botweefsel en 2 gaat over kraakbeen
D
1 en 2 gaan beide over kraakbeen

Slide 5 - Quizvraag

bekijk de afbeelding over kalk en lijmstoffen in botten.
welke uitspraak is waar ?
A
Lijn A gaat over lijmstof en lijn B gaat over kalkstof
B
Lijn B gaat over lijmstof en lijn A gaat over kalkstof
C
beide kunnen daar nooit over gaan, zijn onzin

Slide 6 - Quizvraag

je ziet hiernaast drie soorten gewrichten getekend. Wat is het juiste antwoord?
A
A = rolgewricht B= een scharniergewricht C = Kogelgewricht
B
A = een scharniergewricht B= Kogelgewricht C = rolgewricht
C
A = Kogelgewricht B= een scharniergewricht C = rolgewricht
D
A = Kogelgewricht B= een rolgewricht C = scharniergewricht

Slide 7 - Quizvraag

Hiernaast zie je een tekening van een gewricht.
Wat is het beste antwoord?
A
A= gewrichtskapsel en B= kraakbeen
B
A= gewrichtskom en B= gewrichtssmeer
C
A= kraakbeen B = gewrichtssmeer
D
A= gewrichtssmeer en B= kraakbeen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is zijn antagonisten, kies het beste antwoord.
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
B
Spieren die jouw arm bewegen.
C
Spieren die onwillekeurig doorwerken
D
Spieren dat altijd werken.

Slide 9 - Quizvraag


Welke van de vier antwoorden is juist?
A
4 = voorhoofdsbeen; 9 = wiggenbeen
B
5 = wandbeen; 6 = neusbeen
C
7 = slaapbeen; 9 = jukboog
D
5 = achterhoofdsbeen; 1 = bovenkaak

Slide 10 - Quizvraag


Welke beweging is in de elleboog mogelijk als je het bot bij de pijl naar boven beweegt.
A
een draaiende beweging
B
buigende en strekkende beweging
C
een rolbeweging
D
er is geen beweging mogelijk

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de orgaan en de skelet spieren?

Slide 12 - Open vraag

Bij een kraakbeen verbinding is (vul in) .... beweging mogelijk tussen de botten
A
Geen
B
een klein beetje
C
veel

Slide 13 - Quizvraag

Bij welk type gewricht is er beweging in meerdere richtingen mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 14 - Quizvraag

Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.

.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 15 - Quizvraag

wat is de functie van een kraakbeenlaagje tussen botten
A
Ze gaan slijtage tegen
B
Houden het gewricht op zijn plaats
C
Ze maken de botten buigzamer
D
Ze maken de botten stevig

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zitten de ribben aan het borstbeen vast?
A
gewricht
B
vergroeiing
C
naadverbinding
D
kraakbeen

Slide 17 - Quizvraag

Gewrichtskapsel
Gewrichtsknobbel
Gewrichtsband
Kraakbeen
Gewrichtskom
Gewrichtssmeer

Slide 18 - Sleepvraag

Naadverbinding
Vergroeid
Gewricht
Kraakbeen
Veel beweging
Geen beweging
Beetje beweging
Geen beweging

Slide 19 - Sleepvraag

Hoe zitten de botjes van de vingers aan elkaar vast?
A
naden
B
kraakbeen
C
vergroeid
D
gewrichten

Slide 20 - Quizvraag

Wat wordt er beschermd door onze borstkas
A
maag en nieren
B
hart en longen
C
hersenen
D
darmen en maag

Slide 21 - Quizvraag

Sleep je namen naar de juiste plek
Spaakbeen
Ellepijp



middenhands
beentjes



handwortel
beentjes
vingerkootjes

Slide 22 - Sleepvraag

Door een bot te verbranden gaat de lijmstof eruit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Zonder kalkzout kan een bot makkelijk breken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6

Slide 25 - Sleepvraag

Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de verband tussen spieren en het skelet?

Slide 27 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een rol en een kogelgewricht

Slide 28 - Open vraag

In de afbeelding is een stukje van de wervelkolom getekend. Waar bevindt zich botweefsel
A
op plek p
B
nergens
C
op plek q
D
op zowel p als q

Slide 29 - Quizvraag

Het skelet bestaat uit twee typen botten: platte beenderen en pijpbeenderen.
Met de proefopstelling hiernaast kun je een eigenschap van de platte beenderen en pijpbeenderen onderzoeken.
Welke onderzoeksvraag over de botten in je lichaam kun je met de opstelling onderzoeken?

A
Welke botten zijn dikker: platte beenderen of pijpbeenderen?
B
Waarom zitten er platte beenderen en pijpbeenderen in het lichaam?
C
Welke botten zijn sterker: platte beenderen of pijpbeenderen?
D
Zijn pijpbeenderen betere botten dan platte beenderen?

Slide 30 - Quizvraag

Welke functie hebben de kalkzouten in bot?
A
Zorgen voor stevigheid
B
Zorgen voor buigzaamheid
C
Zorgen voor de vorm
D
Zorgen voor beweging

Slide 31 - Quizvraag

Wijs in dit menselijk skelet de wervelkolom aan door het rode balkje erop te slepen.

Slide 32 - Sleepvraag

Koppel de goede begrippen aan elkaar.
Ledematen

Geraamte

Botten

Schoudergordel

Borstkas

Bekken
Beenderen
Borstwervels, ribben en borstbeen
Heupbeenderen en heiligbeen
Inwendig skelet
Armen en benen
Schouderblad en sleutelbeen

Slide 33 - Sleepvraag

schedel
Schouderblad
Opperarmbeen
Heupbeen
ribben
ellepijp
spaakbeen
lendenwervels
halswervels
dijbeen
knieschijf
scheenbeen
Kuitbeen
sleutelbeen

Slide 34 - Sleepvraag


Spier P begint zich samen te trekken.
Als gevolg hiervan beweegt het kniegewricht

A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Welk nummer geeft het heiligbeen aan

Slide 36 - Open vraag

Welke beweging kan je niet meer kunnen maken als de achillespees is doorgesneden
A
achtervoet optillen
B
achtervoet strekken
C
Onderbeen optillen
D
Onderbeen strekken

Slide 37 - Quizvraag

Wat voor soort weefsel is afbeelding 3

Slide 38 - Open vraag

Ireen Wust heeft een heel goede schaatshouding: zij kan diep buigen, haar rug blijft vrijwel evenwijdig aan het ijs

Welke spieren zijn vooral gespannen ?
A
Rugspieren
B
Buikspieren
C
Zowel rug - als buikspieren

Slide 39 - Quizvraag

Jaap vindt een groot aantal botjes van een konijn.
Hij wil proberen met zijn kennis van skeletten de botjes samen te voegen tot een compleet skelet.

Jaap vindt het moeilijker dan bij een menselijk skelet om te zien welke botjes bij de voorpoten (armen) horen en welke botjes bij de achterpoten (benen).
Leg dit uit.....

Slide 40 - Open vraag