Presenteren

Vandaag!!
Lesson up Presenteren



1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag!!
Lesson up Presenteren



Slide 1 - Tekstslide

Presenteren.... kun je leren!

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les:
Aan het einde van de les weet ik:
hoe ik een presentatie kan opbouwen.
wat ik aan mijn houding kan doen tijdens het presenteren.

En kan ik dit toepassen in mijn presentatie voor de groep

Slide 3 - Tekstslide

Ik vind presenteren spannend
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Zoek de verschillen....
Je krijgt nu twee filmpjes te zien van personen die presenteren. Wat zijn verschillen tussen deze twee presentaties? 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Welke verschillen kun je noemen?

Slide 8 - Woordweb

Wat zijn valkuilen bij presenteren?

Slide 9 - Open vraag

Een goede presentatie heeft een goede voorbereiding nodig. Hoe bereid jij je voor?

Slide 10 - Open vraag

Voorbereiding 
1. Maak een goede planning. 
2. Je onderwerp staat vast: jouw stage!
3. Verzamel informatie en foto's van je stage.

















Slide 11 - Tekstslide



6. Verdeel je materiaal over inleiding – middenstuk - slot.
7. Bepaal welke hulpmiddelen je gebruikt (foto’s, andere afbeeldingen,  PowerPoint).
8. Schrijf de presentatie uit en leer de presentatie aan de hand van sleutelwoorden.
9. Maak, eventueel,  een spiekbriefje met sleutelwoorden.
10. Oefenen – oefenen - oefenen. 

Slide 12 - Tekstslide

Opening

Wacht totdat het stil is en begin je presentatie met een duidelijke opening. 



Slide 13 - Tekstslide

Kun je een creatieve opening bedenken?

Slide 14 - Woordweb

Creatieve opening

Citaat

Quiz

Raadsel

Humor

Anekdote

Bedankje

Een vraag aan je publiek

Enzovoorts...

Slide 15 - Tekstslide

Wat is belangrijk aan je houding?

Slide 16 - Woordweb

Houding
- Sta met twee benen op de grond. 
- Je knieën een beetje gebogen en niet op slot. 
- Je armen langs je lichaam. 
- Rug recht, schouders naar achteren. 
- Ogen het publiek in. 

Slide 17 - Tekstslide

In een presentatie kun je verbale en non-verbale communicatie gebruiken.... 

Slide 18 - Tekstslide

Wat is verbale communicatie?
A
Spreken
B
Spreken en luisteren
C
Met handen en voeten praten
D
Afbeeldingen gebruiken

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van non-verbale communicatie? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Tekens & Symbolen
B
Praten met handen en voeten
C
Lichaamshouding
D
Van je gezicht aflezen

Slide 20 - Quizvraag

Er mogen geen stiltes vallen tijdens mijn presentatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Tips voor gebruik van Powerpoint:
- Gebruik zo min mogelijk slides en zo min mogelijk tekst. 
- Gebruik hoofdletters en punten. 
- Gebruik de hele tijd hetzelfde lettertype.
- Maak opsommingen zichtbaar met nummers, liggende streepjes  of  bolletjes. 
- Oefen de presentatie met de slides.
- Kijk niet steeds om of het beeld wel in orde is. Dit gaat ten koste van het oogcontact. 
- Gebruik kleur voor duidelijkheid en nadruk en niet als versiering. 

Slide 22 - Tekstslide

Tips:
- Spreek rustig en duidelijk. 
- Kijk je publiek aan en kijk niet te vaak op je spiekbriefje. 
- Bedenk voor jezelf van tevoren vragen. Welke vragen zouden de toehoorders kunnen stellen? Weet je daar een antwoord op? 
Zorg voor een logische indeling (kop - romp - staart) 
Duidelijke zinnen 
- Humor?!
- Wees creatief!
- Bedank je publiek

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Schrijf nu op je werkblad 5 tips die voor jou belangrijk zijn als je moet gaan presenteren. 

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
Je gaat je eigen presentatie maken over je stage.
Volgende week zijn de eerste presentaties.

Opdracht en planning staan op Its.

Slide 26 - Tekstslide

Evalueren presentatie
Inhoud: heb je iets nieuws geleerd?
Manier van presenteren: was de presentatie boeiend en was de spreker enthousiast? Gebruik gemaakt van beeldmateriaal? 
Hoe was de toon van de stem en hoe was de non-verbale communicatie?
Was de spreker goed te verstaan en gebruikte hij/zij stopwoorden?
Had de spreker contact met de groep?

Slide 27 - Tekstslide