hoofdstuk 2 pincode

Hoe ga je met geld om?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoe ga je met geld om?

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  1. Leerdoelen

  2. Maken opdrachten 2.4
  3. Vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Weet je bewust waarom mensen een verzekering nemen.
  • Ben je bekend met verschillende verzekeringen.
  • Kun je in een tabel de premie opzoeken en ga na hoeveel je moet betalen.
  • Ga na wat er gebeurt met de schadevergoeding als je eigen risico hebt.
  • Herken je jouw gewoontes bij het maken van keuzes over risico’s en verzekeren.

Slide 3 - Tekstslide

LessonUp
  • Chromebook open en dicht
  • Inloggen 
  • Lezen van de vragen
  • Vragen beantwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Je leent € 5.000. De maandtermijn is € 250 gedurende 2 jaar. Hoeveel rente moet je betalen?
A
€ 1.000
B
€ 1.250
C
€ 250
D
€ 1.500

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een maandtermijn en waar bestaat het uit?
A
Een bedrag dat je elke maand ontvangt van de bank, bestaande uit rente.
B
Een bedrag dat je elke maand betaalt voor je verzekeringen en vaste lasten.
C
Een bedrag dat je één keer per jaar betaalt voor de rente van je lening.
D
Een vast bedrag per maand dat je terugbetaalt aan de bank; het bestaat uit aflossing en rente

Slide 6 - Quizvraag

Welke van de onderstaande opties zijn de drie hoofd uitgaven die mensen meestal hebben?
A
Sparen, schulden en boodschappen
B
Huur, loon en zakgeld
C
Vaste lasten, huishoudelijke uitgaven en incidentele uitgaven
D
Rente, aflossing en boodschappen

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Wat is verzekeren?
Verzekeren betekent dat je jezelf beschermt tegen pech die geld kost.
Bijvoorbeeld: als je telefoon kapotgaat of als er schade is aan je scooter.

Je kijkt dan naar:
  • Hoe groot is de kans dat er iets misgaat?
  • Hoeveel geld kost het als dat gebeurt?

Als je verzekerd bent, dan betaalt de verzekering (meestal) de schade in plaats van jijzelf. Zo hoef jij niet alles zelf te betalen als er iets misgaat! 💸🛵📱

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

🛡️ Verzekeringen: wat moet en wat mag?
Sommige verzekeringen moet je hebben, andere mag je zelf kiezen.

Verplichte verzekeringen (moeten):

💊 Zorgverzekering: betaalt als je ziek wordt of naar de dokter moet.
🚗 WA-verzekering:  betaalt als jij iemand anders schade veroorzaakt (bijv. met je scooter of auto).

Vrijwillige verzekeringen (mag je zelf kiezen):

🚲 Fietsverzekering: handig als je niet wilt betalen als je fiets gestolen wordt.
🏠 Inboedelverzekering: beschermt je spullen in huis, bijvoorbeeld bij brand of waterschade.

Zo kies je zelf wat jij belangrijk vindt om te beschermen! 💪

Slide 11 - Tekstslide

📜 Polis en premie: wat betekent dat nou eigenlijk?
Als je een verzekering afsluit, krijg je een polis.

Dat is een soort bewijs waarin staat:
  • Waarvoor je verzekerd bent
  • Hoeveel je betaalt (dat heet de premie)
  • En de regels van de verzekering (de polisvoorwaarden)

💰 De premie is het bedrag dat je elke maand of elk jaar betaalt aan de verzekering.
👉 Hoe groter het risico, hoe hoger de premie.

Dus: als iets sneller stuk kan gaan of gestolen kan worden, betaal je meer.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

⚠️ Eigen risico
Soms moet je een stukje van de schade zelf betalen.
Dat noem je het eigen risico. 💸

Bijvoorbeeld: je laat je telefoon vallen en de schade is €200.
Je eigen risico is €50 → dat betaal je zelf,
de rest (€150) betaalt de verzekering. 📱

Omdat jij een deel zelf betaalt,
hoeft de verzekering minder te vergoeden
→ daardoor is je premie lager. 💰

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk


voor de volgende les maak je paragraaf 2.4
 blz. 58 t/m 62.

Slide 15 - Tekstslide

Wie ontvangt de premie
A
verzekerde
B
verzekeraar

Slide 16 - Quizvraag

Voor een verzekering met eigen risico betaal je minder premie
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Bij het afsluiten van een verzekering kijk je ook of je de schade zelf zou kunnen betalen
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Je leent € 2.000. De rente is € 100. Hoeveel procent rente moet je betalen?
A
10%
B
20%
C
5%
D
15%

Slide 19 - Quizvraag

Terugblik
Wat heb je geleerd?
  • Je leert waarom je een verzekering zou afsluiten
  • Je leert welke verzekeringen er zijn
  • Je leert hoe je de premie van een verzekering kunt opzoeken in een tabel
  • Je leert wat het gevolg is van een eigen risico voor de schadevergoeding 

Slide 20 - Tekstslide

Vooruitblik
De volgende les gaan we rekenen

Huiswerk: opdracht 1 t/m 12 van paragraaf 2.4

Bedankt voor je aandacht!


Slide 21 - Tekstslide

Deze les was...

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video