Quizz Logistiek hst 1 t/m 3
1 / 33
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat is logistiek?
A
Informatie geven
B
Goederen leveren
C
Weg die artikelen afleggen voordat ze bij de klant terechtkomen
D
Verzameling van alle activiteiten die nodig zijn om de goederenstroom in goede banen te leiden.
Slide 2 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Klant
Groothandel
Leverancier
Slide 3 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
De interne goederenstroom vindt plaats in de groothandel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Interne goederenstroom = goederen komen binnen, worden opgeslagen, worden verzameld en verstuurd.
Hoe noemen we een schema van de weg die een artikel aflegt van grondstof tot aan de klant?
A
Goederenstroom
B
Groothandel
C
Logistiek
D
Bedrijfskolom
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een voorbeeld van een bedrijfstak is:
A
Groothandel
B
Inkoop
C
Zorg
D
Magazijn
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de juiste volgorde van de afdeling in een groothandel?
A
Magazijn, inkoop, verkoop
B
Inkoop, magazijn, verkoop
C
Verkoop, magazijn, inkoop
D
Inkoop, verkoop, magazijn
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat moet de afdeling verkoop doorgeven aan de afdeling magazijn?
A
Welke inkopen er gedaan moet worden
B
Welke bestelling er klaargemaakt moeten worden
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een ander woord voor geleideformulieren?
A
Geleidedocumenten
B
Geleidepapieren
C
Geleidepakbon
D
Geleidevrachtbrief
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk document is geel?
A
Vrachtbrief
B
Pakbon
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat staat er op een pakbon?
A
Het artikel en het aantal
B
Datum van aflevering, transportverpakking
C
Datum van aflevering
D
Het aantal
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De uitgaande goederenstroom is de weg die van fabrikant naar groothandel gaat.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Uitgaande goederenstroom = verzamelen, verpakken en verzenden.
Welke formulieren moeten in orde zijn bij een lading goederen?
A
Goederenstroomformulier
B
Pakbon en vrachtbrief
C
Stroomformulier
D
Pakbon en goederenstroomformulier
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is hier afgebeeld?
A
Trolley
B
Pallet
C
rolcontainer
D
Handpallettruck
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe dit transportmiddel?
A
rolcontainer
B
dolly
C
magazijnwagen
D
steekwagen
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is hier afgebeeld?
A
Steekwagen
B
Pallet
C
rolcontainer
D
stelling
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is hier afgebeeld?
A
Bak
B
Pallet
C
rolcontainer
D
stelling
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is geen intern transportmiddel
A
Vrachtwagen
B
Magazijnwagen
C
Dolly/hondje
D
Steekwagen
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bulkvoorraad
Werkvoorraad
Slide 19 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kolom of sectie
Staander
Schap of etage
Slide 20 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is 'derving'?
A
De veranderingen van de voorraad door inkoop/verkoop
B
is verlies door beschadiging of bederf, of door diefstal van geld of artikelen.
C
Aantallen artikelen die altijd in voorraad gehouden worden
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een gevarenetiket is het etiket waarop door middel van een pictogram is aangegeven hoe het betreffende artikel moet worden behandeld, bijvoorbeeld tijdens het transport of de opslag.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Dit is een behandelingsetiket
Een kaart/lijst waarop de voorraad van een artikel bijgehouden wordt.
A
turflijst
B
bestelformulier
C
besteladvieslijst
D
voorraadkaart
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom heeft een bedrijf altijd een minimum voorraad.
A
Het kost veel geld
B
Dan hoef je niet te zoeken
C
Dan kan je altijd alles verkopen
D
Om bederf tegen te gaan
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
de voorraad nu is 20 de minimum voorraad is 15 de maximum voorraad is 60 hoeveel mag er bij bestelt worden
A
35
B
40
C
0
D
45
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is fifo
A
First out furstin
B
First in first out
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke producten vul je bij volgens het fifo-systeem?
A
toiletpapier
B
doos koekjes
C
kwarktoetjes
D
schoonmaakazijn
Slide 27 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
het LIFO systeem wordt gehanteerd bij
A
producten zonder THT/TGT datum
B
producten met THT/TGT datum
C
seizoensproducten
D
producten met hoge waarde
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk product moet worden bijgevuld volgens het lifo-systeem?
A
Keukenrol
B
Patat (in diepvries)
C
Chips
D
Kastmeubel
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
In de kantine wordt de melk bijgevuld. De melk die het langste houdbaar is, wordt achterin geplaatst
A
Fifo
B
Lifo
C
Jit
Slide 30 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is geen opslagmiddel?
A
Vloer
B
Koel/vriescel
C
Buitenopslag
D
Magazijn
Slide 31 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De artikelen liggen op vaste plekken. Deze zijn bijvoorbeeld ingedeeld op
assortimentsgroepen.
assortimentsgroepen.
A
Vast locatiesysteem
B
Vrij locatiesysteem
C
Gemengd locatiesysteem
Slide 32 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De artikelen hebben geen vaste plekken, maar met een locatiecode weet je waar ze liggen.
A
Vast locatiesysteem
B
Vrij locatiesysteem
C
Gemengd locatiesysteem
Slide 33 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
