vergrijzing van de bevolking

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
verzorgingSecundair onderwijs

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is volgens jou vergrijzing van een bevolking?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is vergrijzing
A
grijze haren bij veel mensen
B
veel oude mensen die niet meer werken in de maatschappij
C
dat er weinig volk is in een maatschappij
D
grijze laag door fijn stof

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke generatie zorgt mee voor de vergrijzing
A
Generatie X
B
Stille generatie
C
Babyboomers
D
Patatgeneratie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de oorzaak van de vergrijzing van een maatschappij
door condoomgebruik
de babyboom na WOII
Gebruik anticonceptie jaren '60
slechte gezondheidszorg
betere gezondheidszorg
er worden weinig kinderen geboren
er worden veel kinderen geboren

Slide 6 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de gevolgen van vergrijzing

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de provincies op de juiste plaats.
Waals-Brabant
Henegouwen
Luxenburg
Luik
Namen

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Oost Vlaanderen ligt ten noorden van Luxemburg
B
Limburg ligt in het westen van Vlaams Brabant
C
Antwerpen ligt in het zuiden van West- Vlaanderen
D
Namen ligt in het noorden t.o.v. Oost Vlaanderen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de provincies op de juiste plaats.
Antwerpen
Oost-Vlaanderen
West-Vlaanderen
Limburg
Vlaams-Brabant

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn er nog vragen over de les?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Succes met 
de toets woensdag!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het doel van communiceren 
Het doel van communiceren is contact maken om de ander te bereiken en zo elkaar beter te kunnen begrijpen. Dat doe je vooral door de boodschappen zo te coderen en te decoderen dat je elkaars boodschap ontvangt en verzendt zoals die bedoeld is. 
Je begrijpt elkaar, je zit op dezelfde golflengte, er is goed contact (Vilans, 2019)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wordt ons land grijzer?
Wat weet je nog over dit thema?

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het communicatieproces
  • Informatie tussen zender en ontvanger coderen en decoderen
  • Interne communicatieproces --> niet zichtbaar
  • Externe communicatieproces --> zichtbaar

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Externe communicatieproces
  • Wat zich tussen mensen afspeelt kun je zien en horen: het externe communicatieproces. Je hoort iemand spreken en je ziet de lichaamstaal die hij gebruikt.

Slide 20 - Tekstslide

We hebben geleerd tijdens het communicatieproces de informatie die de zender en ontvanger uitwisselen voortdurend wordt vertaald en geïnterpreteerd. 
Voor een deel is dat zichtbaar en voor een deel niet.


Interne communicatieproces
Het interne communicatieproces bestaat uit de volgende stappen:
• Je ontvangt een boodschap die bestaat uit allerlei signalen.
• Elk signaal roept herinneringen, gedachten en 
gevoelens op (en soms emoties).
• Je herinneringen, gedachten en gevoelens
 – dat wat je weet, denkt en voelt – 
bepalen de boodschap die je zendt.

Slide 21 - Tekstslide

➢ De reis door je hoofd langs drie haltes
De signalen in de boodschap van de ander maken als het ware een reis door je hoofd. De signalen doen hierbij drie ‘haltes’ aan. Bij elke halte gebeurt er iets met dat signaal. Wat er bij elke halte gebeurt, bepaalt hoe je reageert op de ander.

Halte 1: Levensarchief
De eerste halte is een bezoek aan je eigen ‘levensarchief’. Hierin zijn alle herinneringen opgeslagen aan alles wat je in je privéleven en op je werk hebt meegemaakt, gedaan of geleerd. Je levensarchiefkast bestaat uit vele laden en laatjes. In elke lade zit een stukje informatie opgeslagen uit je verleden, een ‘herinnering’ aan wat je hebt meegemaakt, gedaan of geleerd in je werk of privéleven. Je levensarchiefkast maakt geen verschil tussen privé- en werkherinneringen. Je levensarchiefkast is wél onderverdeeld in twee delen: je ‘bewustzijn’ en je ‘onbewustzijn’.
• In de laden van het bewustzijn zitten de herinneringen aan gebeurtenissen of ervaringen die je paraat hebt: je kunt ze oproepen door er aan te denken. In deze laden zitten ook grotendeels de kennis uit je opleiding en je werkervaring, maar ook je ‘privé-herinneringen’ aan gebeurtenissen of personen.
• In de laden van je onbewustzijn zitten herinneringen aan gebeurtenissen of ervaringen die je ‘vergeten’ was of nooit bewust hebt weggeborgen. Dat kunnen privé-gebeurtenissen zijn, maar ook ervaringen opgedaan in je opleidingen en werk. Je kunt deze herinneringen niet zomaar oproepen; ze kunnen je in een keer ‘te binnen schieten’ en soms verrassen.
Het signaal opent bij deze halte een of meer laden uit je bewustzijn én uit je onbewustzijn. Het roept een herinnering op, informatie die je nodig hebt om te kunnen reageren op de signalen in de boodschap van de ander. Dat kan informatie zijn die je hebt geleerd tijdens je opleiding, in je werk of je privéleven; dat is de kennis die je hebt, dat wat je weet. Maar het kan ook een herinnering zijn aan wat je – privé of in je werk - hebt meegemaakt of gedaan.

Halte 2: ‘Gedachten en gevoelens’
Iedere lade die bij de halte ‘Levensarchief’ geopend wordt, roept een herinnering op. Die herinneringen roepen gedachten en gevoelens op. Die hebben te maken met jouw persoonlijke en werkervaringen en de emoties die je had bij die ervaringen. Die gedachten en emoties kunnen aangenaam of minder aangenaam zijn. Dit is afhankelijk van hoe die ervaringen zijn geweest én zijn opgeslagen. Bij deze halte voeg je je eigen associatie of beleving toe aan het signaal. Een associatie of beleving die voortkomt uit alles wat je in je leven hebt meegemaakt, gedaan en geleerd, in je werk of privé. Bij deze halte vorm je ook jouw oordelen, meningen en aannames die gebaseerd zijn op je eigen ervaringen en emoties. Die oordelen, meningen en aannames kunnen juist zijn, maar ook net zo goed niet.

Halte 3: ‘Interne reactie’
De (bewust én onbewuste) informatie bij de halte ‘Levensarchief’ én de associaties en beleving bij de halte ‘Gedachten en gevoelens’, bepalen hoe je gaat reageren op de boodschap van de ander: dat is je ‘interne reactie’. Deze interne reactie is niét de boodschap die je gaat zenden: je zit nog steeds ‘in je hoofd’. Die interne reactie is niet alleen gebaseerd op de signalen van de zender, maar ook op wat er uit je levensarchiefkast naar boven komt, wat je weet (je kennis en ervaring) en wat je daarbij denkt en voelt. De manier waaróp je je die interne reactie bewerkt (codeert) bepaalt welke boodschap je zendt aan de ander.

➢ Van interne reactie naar een boodschap
De signalen uit de boodschap van de ander maken een reis door je hoofd. Tijdens die reis zijn je kennis, gedachten, gevoelens (en soms ook emoties) toegevoegd. Samen vormen ze je interne reactie. Je bent nu zover om je interne reactie te coderen, te bewerken tot een passende boodschap aan de ander. Hóe je dat doet, maakt of je al dan niet een goed gesprek hebt en of je professioneel communiceert. Soms zijn de gedachten en gevoelens op de herinneringen uit je levensarchiefkast zo heftig of zo dominant, dat je alleen maar daar aan kunt denken. Je kunt niet meer goed nadenken over de signalen van de ander en hoe je daarop wilt reageren. Je interne reactie wordt dan teveel ‘gekleurd’ of ‘ingevuld’ door jouw gedachten en gevoelens. Vooral emoties kunnen je interne reactie behoorlijk kleuren of invullen. Je kunt dan niet meer goed reageren en een ‘passende’, professionele boodschap verzenden.

Om professioneel te communiceren, zorg je dat je niet alleen reageert op basis van de gedachten en emoties die er in je hoofd opkomen door de signalen van de ander. Je denkt ook aan wat de ander nodig heeft of verwacht én wat jij zelf aan kan. Je neemt ook de kennis en ervaring uit je opleidingen, je werk, het beleid en de visie van je organisatie en de verschillende wettelijke kaders mee. Dan reageer je professioneel. Eerst regie nemen dan pas een boodschap verzenden Professioneel communiceren, betekent dat je de regie neemt over je interne reactie vóórdat je jouw boodschap zendt, zeker als je teveel ‘geraakt’ bent door je eigen gedachten, gevoelens of emoties. In het hoofdstuk ‘Doelgericht en professioneel communiceren’ gaan we verder in op hoe je de regie neemt over je interne reactie en over het gesprek.

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communicatie of miscommunicatie
Het was een grijze dag in November en de klok sloeg 12 uur..............

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht: verhalen bij het kampvuur
Vraag 1 student op de gang te gaan staan met bovenstaande zin in gedachten. Vraag hem/ haar hier een zin aan toe te voegen en laat de volgende student naar de gang gaan. De eerste student zegt de begin zin + de eigen zin. Deze bedenkt ook weer een eigen zin erachteraan en verteld de hele riedel aan de volgende student. En zo verder tot alle studenten geweest zijn en er een verhaal is ontstaan.
De laatste student verteld het verhaal aan de hele groep. Wat is er goed en fout gegaan in de communicatie?

Let op! Elke student mag zijn/ haar stukje maar 1 keer opzeggen. Dus goed luisteren!


Wat weet je al over Roos van Leary?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De roos van Leary

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De roos van Leary ...
A
Is een hulpmiddel bij moeizame communicatie
B
Helpt bij het analyseren van iemand gedrag
C
Kan je helpen de ander beter te begrijpen
D
Helpt andermans gedrag te sturen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer wordt de
roos van leary ingezet?
A
Wanneer er geen gesprekstof is
B
Wanneer communicatie moeilijk verloopt
C
Om je kind beter op te voeden
D
Om de juiste zakelijke mail te schrijven.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden passen bij de hoofdassen van de Roos van Leary?
A
Boven, Onder, Samen, Tegen
B
Macht, Onderdanig, Groep, Alleen
C
Boven, Onder, Samenwerken, Tegenstrijdig
D
Macht, Onderdanig, Samen, Tegen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Roos van Leary, Samen Boven heeft de volgende gedrag:
A
Corrigerend
B
Sturend
C
Samenwerkend
D
Helpend

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling klopt volgens de Roos van Leary?
A
volgend gedrag roept leidend gedrag op
B
samengedrag roept leidend gedrag op
C
concurrerend gedag roept leidend gedrag op
D
aanvallend gedrag roept meewerkend gedag op

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee assen heeft de roos van Leary
A
De relatie-as en de gedrags-as
B
De relatie-as en de vrije-as
C
De dominante-as en de niet dominante-as
D
De dominante-as en de relatie-as

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er als je altijd 'boven' in de roos van leary gaat zitten?
A
dan kan je irritatie opwekken bij mensen omdat je het altijd beter lijkt te weten
B
dan zijn mensen geneigd over jou heen te lopen
C
dan kan je heel erg verlegen overkomen
D
dan vind je het NIET moeilijk om de leiding uit handen te geven

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Literatuur
  • Zorg voor Beter – communiceren in de zorg
  • ThiemeMeulenhoff – Communicatie en begeleiden – Module 1 Communicatie in de zorg:
1. Basiscommunicatietechnieken 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies