Par. 5.6 De machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders.

Par. 5.6 De machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Par. 5.6 De machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Overzicht Periode 3
2. Uitleg par. 5.6
3. Opdrachten maken
4. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Overzicht Periode 3
Gedaan:
5.2 Grote veranderingen in Engeland

5.4 Voor een handvol stuivers
5.5 Fabrikanten en politici zoeken het buiten Europa
Nog doen:
5.6 De machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders
6.2 Kolonisten vertrekken naar Amerika
6.4 Onafhankelijkheid


Afronding:
* PO (cijfer 2x)
* Meerkeuze toets H5 (cijfer 3x)
* Proefwerk H5 en H6 in PWW3 (cijfer 4x)

Slide 3 - Tekstslide

Planning
Data
Onderdeel
wo 11 mei
5.6 + uitleg PO
wo 18 mei
uitleg / maken 6.2 
wo 25 mei
-
wo 1 juni
Meerkeuze toets H5  + 
uitleg /maken 6.4
wo 8 juni
Werken/inleveren PO
wo 15 juni
Laatste les - herhalen H5 en H6
wo 22 juni
Start PWW3

Slide 4 - Tekstslide

Wat is modern imperialisme?
A
Veel grond in Europa veroveren
B
Veel kolonies stichten in Zuid Amerika
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies

Slide 5 - Quizvraag

Welke uitspraak over modern imperialisme is niet waar? Modern imperialisme..
A
..draaide uit op meer Europese samenwerking.
B
..was het streven van Europese (groot)machten naar een wereldrijk.
C
..leidde tot het stichten van koloniën in vooral Afrika en Azië.
D
..zorgde voor spanningen in Europa.

Slide 6 - Quizvraag

Lesdoel
1. Waarom en hoe verdedigde het liberalisme vooral de belangen van de fabrikanten?

2. Op welke wijze probeerden de socialisten de positie van de arbeiders te verbeteren? 

timer
3:00

Slide 7 - Tekstslide

Rijk en arm
Liberaal: 
Veel vrijheid, overheid zo min mogelijk doen, vaak rijke mensen stemmen daarop

Socialistisch: 
Overheid doet zo veel mogelijk, vaak arme mensen stemmen daarop

Slide 8 - Tekstslide

Aan het begin van de Industriële Revolutie...
  • Eind van de standenmaatschappij, begin van de klassenmaatschappij.
  • Fabrikanten bepaalden hoe lang, onder welke omstandigheden en tegen welke beloning de arbeiders moesten werken. 
  • Arbeiders konden makkelijk worden ontslagen.

Slide 9 - Tekstslide

HET KAPITALISME
Adam Smith (filosoof): eigenbelang was de sleutel tot een betere wereld.

De samenleving: 
1. Productiefactoren (natuur, kapitaal en arbeid) in handen van particulieren. 
2. Prijs wordt bepaalt door vraag en aanbod.
3. Doel: zo veel mogelijk winst maken!

Slide 10 - Tekstslide

De liberalen
  • Eigenbelangen is belangrijk
  • Vrijheid!
  • Overheid moet zo min mogelijk met de economie en de burgers bemoeien
  • Privébezit belangrijk

Slide 11 - Tekstslide

Staatsinrichting
DEMOCRATIE: HEERSCHAPPIJ VAN HET VOLK!

Vanaf de 19de eeuw: indirecte democratie. 
- Parlement (1e en 2e kamer)

Verkiezingen:
- Alleen voor mannen die een minimum belasting betalen (censuskiesrecht)
Later: voor alle mannen, daarna ook voor vrouwen (algemeen kiesrecht)

Slide 12 - Tekstslide

De sociale kwestie
= de discussie over de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Socialisme dus
Twee routes naar meer gelijkheid

1. Communisme

2. Sociaaldemocratie

Slide 15 - Tekstslide

"HET RODE SPOOK WAART DOOR EUROPA"
Het communisme:
Karl Marx en zijn pamflet "Het Communistisch Manifest"

Klassenstrijd: 
de samenleving is oneerlijk verdeeld tussen de bourgeoisie (rijk) vs. het proletariaat (arm).

Slide 16 - Tekstslide

Het communisme:
DE WEG NAAR DE IDEALE SAMENLEVING:
1. Ondernemers willen alleen maar winst. Kleine bedrijven gaan failliet.
2. Concurrentie wordt minder, waardoor de winst stijgt (rijken worden rijker).
3. Arbeiders krijgen steeds lagere lonen of worden ontslagen (armen worden armer). 

4. Revolutie van het proletariaat (met of zonder geweld) omdat ze het niet meer pikken
5. Overgangsfase (kapitalisme wordt uitgewist)
6. Dictatuur van het proletariaat
7. Vestiging van het socialistisch heilstaat (geen klassen, onderdrukking en uitbuiting)

Slide 17 - Tekstslide

MAAR...
  • De staat bepaalt alles!
  • Geen verkiezingen
  • Planeconomie: economie wordt door de staat gerelgeld
  • Iedereen is even rijk/arm
  • Geen privé-bezit

Slide 18 - Tekstslide

DEMOCRATIE = Heerschappij van het volk
Aanhangers van Karl Marx die het proletariaat via het parlement wilden helpen:
- revisionisten, socialisten, sociaaldemocraten

Slide 19 - Tekstslide

Opdrachten maken
Maak de opdrachten in je werkboek:

Par. 5.6 opdrachten 104 t/m 129


Slide 20 - Tekstslide

Afsluiten
1. Waarom en hoe verdedigde het liberalisme vooral de belangen van de fabrikanten?

2. Op welke wijze probeerden de socialisten de positie van de arbeiders te verbeteren? 

Slide 21 - Tekstslide