6.1 Produceren maar! Deel 1

Goedemorgen!



6. Productie en markt



6.1 Produceren maar!

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!



6. Productie en markt



6.1 Produceren maar!

Slide 1 - Tekstslide

6. Productie en markt
Programma:
  • Bespreken huiswerk 5.4.
  • Filmpje
  • Uitleg + vragen
  • Opdracht in de les
  • Opgaven §6.1
  • Les afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

6.1 Produceren maar!
  • Ik kan de productiefactoren noemen en een voorbeeld geven.
  • Ik kan het verband uitleggen tussen toegevoegde waarde en de beloning van productiefactoren.
  • Ik kan uitleggen hoe een bedrijf in een bedrijfskolom  waarde toevoegt.
  • Ik kan uitleggen wat het verschil is in arbeidsintensief en kapitaalsintensief produceren.
  • Ik kan uitleggen wat afschrijving is en deze berekenen


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

6.1 Produceren maar!
Productiefactoren
Om te produceren zijn altijd vier productiefactoren nodig:
  • kapitaal(goederen)
  • arbeid
  • natuur 
  • ondernemerschap
Leerdoel
Ik kan voorbeelden geven van de 4 productiefactoren.

Slide 6 - Tekstslide

Rijst behoort tot de productiefactor
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 7 - Quizvraag

Een productiemedewerker behoort tot de productiefactor
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Ondernemerschap

Slide 8 - Quizvraag

Welke productiefactor is in een rijstwafelfabriek het belangrijkst?
A
natuur
B
arbeid
C
kapitaal
D
ondernemerschap

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

6.1 Produceren maar!
Bedrijfskolom
Bedrijfskolom
Alle bedrijven die meewerken aan een product.

Toegevoegde waarde
Door elke bewerking wordt het product meer waard.
(loonkosten + andere bedrijfskosten + winst)

Slide 11 - Tekstslide

Wat is toegevoegde waarde?
A
De waarde die een klant toevoegt aan een product
B
De waarde die een bedrijf toevoegt aan een product
C
Alleen bedrijven die een product verkopen
D
Alleen bedrijven die een product uit de natuur halen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de toegevoegde waarde van de meelfabriek?
A
6500 euro
B
2500 euro
C
4000 euro
D
9000 euro

Slide 13 - Quizvraag

Bedrijfskolom
Chocoladefabriek
Supermarkt
Importeur
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 14 - Sleepvraag

6.1 Produceren maar!
Kapitaalintensief of arbeidsintensief
Productie is:
  • Kapitaalintensief als er meer kapitaalgoederen dan arbeiders gebruikt worden
  • Arbeidsintensief als er meer arbeiders dan kapitaalgoederen gebruikt worden

Slide 15 - Tekstslide

Het schilderen van een huis is ...
A
kapitaalintensief
B
arbeidsintensief

Slide 16 - Quizvraag

De productie van auto's is:
A
Kapitaalintensief
B
Arbeidsintensief

Slide 17 - Quizvraag

Dienstverlening is meestal
A
kapitaalintensief
B
arbeidsintensief

Slide 18 - Quizvraag

6.1 Produceren maar!
Je gaat straks in 2-tallen een bedrijfskolom maken. 
Jullie mogen zelf kiezen over welk product deze bedrijfskolom gaat, behalve chocolade, rijstwafel of brood.
Opdracht moet in de les af.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht:
  •  In tweetallen.
  • samen kiezen jullie een product (geen brood, chocolade of rijstwafel).
  • Je maakt de bedrijfskolom zoals hiernaast: onder elkaar.
  • de toegevoegde waarde per tussenstap mag je schatten.
  • Je mag zelf kiezen hoe je de bedrijfskolom maakt. 
Klaar?? Begin vast met de opdrachten van  paragraaf 6.1!
timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

6.1 Produceren maar!
Kapitaalintensief of arbeidsintensief
Productie is:
  • Kapitaalintensief als er meer kapitaalgoederen dan arbeiders gebruikt worden
  • Arbeidsintensief als er meer arbeiders dan kapitaalgoederen gebruikt worden

Slide 21 - Tekstslide

6.1 Produceren maar!
Investeren en afschrijven
Bedrijven investeren om meer, beter of goedkoper te produceren.
  • Afschrijving: De jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen
  • Kapitaalintensieve bedrijven hebben hoge afschrijvingskosten.



Leerdoel
Ik kan uitleggen wat bedoeld wordt met maatschappelijk verantwoord ondernemen.
afschrijving=levensduuranschafwaarderestwaarde

Slide 22 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld
Om pakketten te bezorgen koop je een bestelbus van € 17.800. De bus ga je 5 jaar gebruiken. Bij inruil kun je nog € 3.500 terugkrijgen.

Slide 23 - Tekstslide

Aan het werk!
Ga verder met het huiswerk voor de volgende les.
Maken paragraaf 6.1

Neem je boek, schrift, pen en rekenmachine mee.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide