kies 1; thema 6 geld les 2 lenen en schulden

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapburgerschaponderwijsPraktijkonderwijsLeerjaar 2-4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we doen

  • Terugblik vorige les. 
  • geld lenen
  • schulden
  • opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

In deze les leer je:

  • Dat je vaak rente moet betalen als je geld leent.
  • Dat je een schuld kunt krijgen.
  • Wat de gevolgen van een schuld kunnen zijn.

Slide 3 - Tekstslide

herhaling les 1
doelen;
  • je weet wat sparen is
  • je weet wat een budgetplan is
  • bespreken exittickets

Slide 4 - Tekstslide

Bekijk de volgende video

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een budgetplan?
A
een plan waarin je bijhoud wat je uitgeeft
B
een plan waarin je bijhoud wat je binnenkrijgt
C
een plan waarin je nadenkt wat je wil kopen
D
een plan waarin je bijhoud wat je binnenkrijgt en uitgeeft

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent sparen?
A
Geld direct uitgeven
B
Geld investeren in het casino
C
Geld achterhouden voor later
D
Geld pinnen uit een pinautomaat

Slide 7 - Quizvraag

Waarom is sparen belangrijk?
A
Zodat je wat lekkers kan halen in de supermarkt
B
Omdat het verplicht is
C
Zodat je eerder kan stoppen met werken
D
Zodat je geld hebt als je onverwachte uitgaven hebt

Slide 8 - Quizvraag

Om te kunnen sparen moet je aan het einde van de maand geld overhouden.

Deze uitspraak is ...
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

spaar jij ook?
A
Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit.
B
Ik spaar een deel, de rest geef ik uit.
C
Ik spaar bijna alles.

Slide 10 - Quizvraag

Geld lenen
Sommige mensen lenen geld als ze iets willen kopen. 

Lenen betekent dat je het bedrag later weer moet terug betalen. 
Je hebt dan een schuld.

Slide 11 - Tekstslide

manieren van geld lenen:
  1. lenen van een bekende 
  2. lenen van de bank 
  3. kopen met creditcard of achteraf betalen






Slide 12 - Tekstslide

Geld lenen bij een bekende

  • vaak familie of vrienden 
  • willen je wel helpen
  • je geeft later het zelfde bedrag weer terug


Slide 13 - Tekstslide

Geld lenen bij de bank
  • lenen bij een bank (=bedrijf)
  • je maakt een contract
  • je betaald rente (extra geld)


Je betaalt dus meer geld dan je hebt geleend!

Slide 14 - Tekstslide

kopen met creditcard of achteraf betalen

  • lenen bij een bedrijf of winkel 
  • je mag iets later het zelfde bedrag betalen
  • als je te lang wacht betaal je heel veel rente


Slide 15 - Tekstslide

Lezen en maken
We lezen samen blz. 172

Je maakt daarna opdracht 1

We kijken de opdracht na

Slide 16 - Tekstslide

Situaties
De situatie van Fahrid:
Fahrid gaat met zijn vriendin op vakantie naar Kroatië. Hij leent geld van zijn broer om de vakantie te kunnen betalen. Fahrid weet niet wanneer hij het geld kan terugbetalen. 
De situatie van Birgit: 
Birgit ziet in de telefoonwinkel de nieuwste smartphone liggen. Ze neemt een nieuw telefoonabonnement. Ze krijgt de telefoon bij het abonnement. Ze betaalt dan 2 jaar lang elke maand 65 euro voor het abonnement. Een deel daarvan is om de telefoon af te betalen. 

Slide 17 - Tekstslide

Maken
Maak opdracht 2 en 3. 
Je mag deze opdrachten samen maken. 


Slide 18 - Tekstslide

Wat betekent: lenen?
A
iets meenemen
B
iets gebruiken en weer teruggeven
C
iets opeten
D
iets teruggeven

Slide 19 - Quizvraag

Geld uitlenen. Wat vind je daar van?
A
Dom! Je weet nooit of je het terugkrijgt.
B
Waarom niet? Ik leen wel eens geld uit en ik leen ook van anderen.
C
Ik leen alleen geld uit als ik zeker weet dat ik het terugkrijg.

Slide 20 - Quizvraag

Bij een bank kun je geld lenen en ........
A
je betaald het terug als je weer geld over hebt
B
je betaald elke maand een beetje terug
C
je betaald elke maand een beetje terug, plus rente

Slide 21 - Quizvraag


Geld lenen kan gevaarlijk zijn, omdat je niet weet 
of je de schuld wel kan terugbetalen.
A
eens
B
oneens

Slide 22 - Quizvraag

Als je een lening hebt dan heb je een schuld.

Wat is een schuld?
A
Rente
B
Een aankoop die je kunt doen
C
Het geld dat je moet terugbetalen
D
Een jaar

Slide 23 - Quizvraag

wat is rente?
A
terugbetalen wat je geleend hebt
B
meer terugbetalen dan dat je geleende hebt
C
dat je in de schulden staat

Slide 24 - Quizvraag

Lezen en maken
We lezen samen blz. 175

Je maakt daarna opdracht 2

We kijken de opdracht na

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide