Hoofdstuk 19 t/m § 19.2

Hoofdstuk 19 Het proces-verbaal.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Handhaving toezicht en veiligheidMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 19 Het proces-verbaal.

Slide 1 - Tekstslide

Log in en laat even weten...
Hoe zit je er bij?

Slide 2 - Poll

Structuur van de les.
  • Leerdoelen.
  • Belangrijk? Waarom?
  • Voorkennis LessonUp
  • Behandelen lesstof

Slide 3 - Tekstslide

LEERDOELEN
Leerdoelen (blz. 19-3)
  1. een omschrijving geven van het begrip proces-verbaal
  2. benoemen wat het doel is van het proces-verbaal
  3. benoemen wat de bestemming van het proces-verbaal is
  4. aangeven om welke redenen het Openbaar Ministerie van vervolging kan afzien
  5. benoemen wat men onder discretionaire bevoegdheid verstaat
  6. de gevolgen noemen van het feit dat een proces-verbaal een wettig en overtuigend bewijsmiddel is
  7. benoemen in welke gevallen er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs

Slide 4 - Tekstslide

Nut en belang ?

Slide 5 - Tekstslide

Bij ambtsdwang is er sprake van bedreiging met geweld of bedreiging met een feitelijkheid of wordt er gebruik gemaakt van geweld of een feitelijkheid. Hiermee wordt de ambtenaar gedwongen een voorgenomen ambtshandeling niet uit te voeren.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 6 - Quizvraag

Bij wederspannigheid is er sprake van verzet tegen een al handelende ambtenaar. Dit verzet kan worden gepleegd door bedreiging met geweld of bedreiging met een feitelijkheid of er wordt daadwerkelijk gebruik gemaakt van geweld of een feitelijkheid
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 7 - Quizvraag

Jolan staat wild te plassen. Dan ziet hij een BOA aan komen lopen. Voordat de BOA ook maar iets kan zeggen, zegt Jolan tegen de BOA: "als je me niet met rust laat, sla ik je kop van je romp af. Hier is sprake van wederspannigheid.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 8 - Quizvraag

Johan is politieagent en ziet dat Peter een ander een paar keer hard in het gezicht slaat. Johan zegt tegen Peter dat hij is aangehouden. Hij neemt Peter vervolgens mee naar de politieauto. Peter slaat Johan nu hard op zijn neus. Hier is sprake van wederspannigheid.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 9 - Quizvraag

Eenvoudige belediging is een klachtmisdrijf.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 10 - Quizvraag

Als een belediging niet in het openbaar gebeurt moet de beledigde wel bij de belediging aanwezig zijn.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 11 - Quizvraag

Proces-verbaal
  • Het PV is een woordelijk verslag van de gebeurtenissen;
  • Benoemen welke bevoegdheden door de O.A. zijn gebruikt
  • PV op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt;
  • Opzettelijke onwaarheden in het PV levert het misdrijf meineed (art. 207 WvSR) en valsheid in geschrift (art. 225 WvSR) op
  • Dient als wettig bewijsmiddel ( rechter gebruikt dit tijdens de terechtzitting bij het nemen van een beslissing)

Slide 12 - Tekstslide

Proces-verbaal
In een proces-verbaal wordt genoemd:
  1. het strafbare feit (alle bestanddelen SF)
  2. de bevindingen (redenen van wetenschap = zintuigelijke waarnemingen: ik zag, ik hoorde, ik rook etc.)
  3. de verrichtingen (zoals: verkregen bewijs, aanhouding, welk strafbaar feit, voorgeleiding, rechtshulp, cautie, verhoor, in verzekering stellen, heenzenden)

Slide 13 - Tekstslide


Hiernaast zie je een voorbeeld van een proces-verbaal van de Dienst Regionale Recherche.
Je ziet dat er al vaste zinnen voorgedrukt zijn. De verbalisant(en) vullen dit proces-verbaal aan met hun toegepaste bevoegdheden en hun bevindingen.

Slide 14 - Tekstslide

Proces-verbaal geeft antwoord op de zeven W's
  1. Wie kan in verband worden gebracht met het misdrijf?
  2. Wat is er precies gebeurd? 
  3. Waar heeft het misdrijf plaatsgevonden en waar zijn sporen achtergebleven? 
  4. Waarmee is het misdrijf gepleegd? 
  5. Wanneer heeft het misdrijf plaatsgevonden? 
  6. Waarom heeft het misdrijf plaatsgevonden?
  7. Op welke wijze heeft het misdrijf plaatsgevonden? 

Slide 15 - Tekstslide

Eisen aan het proces-verbaal
  • De OA moet bevoegd zijn om het PV op te maken;
  • De BOA beperkt zich tot strafbare feiten waarmee hij is belast;
  • Ten spoedigste opmaken PV van het door hem opgespoorde strafbare feit  (artikel 152 lid 1 WvSV)
  • De OA vermeldt zijn verrichtingen in het opsporingsonderzoek → hoe verzameld, welke bevoegdheden zijn gebruikt en de gedane verplichte mededelingen*;
  • *Verplichte mededelingen: welk strafbaar feit, recht op rechtsbijstand en de cautie

Slide 16 - Tekstslide

Inhoud van het proces-verbaal
  • De OA beschrijft zijn bevindingen in het opsporingsonderzoek:
  • waarnemingen, 
  • belastend- en ontlastend- bewijs  
  • geen conclusies maar feitelijkheden 
  • redenen van wetenschap: 
  • zien, 
  • horen, 
  • ruiken, 
  • proeven of 
  • voelen

Slide 17 - Tekstslide

discretionaire bevoegdheid
  • de OA kan, onder verantwoordelijkheid van het OM, nalaten proces-verbaal op te maken → beslissingsvrijheid van de OA = discretionaire bevoegdheid (artikel 152 lid 2)
  • Deze discretionaire bevoegdheid is niet de zelfstandige bevoegdheid van de opsporingsambtenaar maar de bevoegdheid van het Openbaar Ministerie om geen proces-verbaal op te maken

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Niet toezenden
  • Toezending van het PV kan alleen met instemming van de OvJ achterwege worden gelaten

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Seponeren 1
  • seponeren op haalbaarheid:
  1. de OvJ vindt dat er geen strafbaar feit is gepleegd;
  2. er is geen bewijs dat de verdachte het feit heeft gepleegd;
  3. het bewijs is onrechtmatig verkregen
  • Een verdachte vervolgen in een zaak die niet haalbaar is heeft geen strafvorderlijk doel (art 132a WvSV)

Slide 22 - Tekstslide

Seponeren 2
  • Seponeren op gronden aan het algemeen belang ontleend (art 167 WvSV)
  • Dit wordt ook wel het opportuniteitsbeginsel genoemd
  • Dit houdt in dat vervolging niet opportuun (niet geschikt, niet op zijn plaats) is en er niet vervolgd hoeft te worden.
  • Dit kan de OvJ doen wanneer hij vindt dat de dader al genoeg gestraft is. bijvoorbeeld

Slide 23 - Tekstslide

Wettig- en overtuigend bewijs
  • Een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, dat aan de wettige eisen voldoet levert uniek bewijs op. (art 339 en 344 lid1 sub 2 WvSV)
  • De rechter moet, door de inhoud van het proces-verbaal, overtuigd zijn dat de verdachte (en niemand anders) het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en dat het bewijs rechtmatig is verkregen. (art 338 WvSV)
  • De rechter kan op basis van het proces-verbaal, dat is opgemaakt door één opsporingsambtenaar, baseren dat de verdachte het tenlaste gelegde feit heeft begaan. (art 344 lid2)

Slide 24 - Tekstslide

onvoldoende bewijs
  • Alleen de verklaring van de verdachte (art. 341 lid 4 WvSV) of de verklaring van één getuige (art. 342 lid 2 WvSV) levert onvoldoende bewijs op voor een veroordeling
  • In dit geval is er aanvullend bewijs nodig die de verklaring van de verdachte of één getuige ondersteunen.

Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn de redenen van wetenschap

Slide 26 - Open vraag

Worden de emoties van de aangever van een mishandeling en de emoties van de opsporingsambtenaar opgenomen in het proces verbaal?
A
Ja
B
van de aangever wel, van de opsporingsambtenaar niet
C
van de aangever niet, van de opsporingsambtenaar wel
D
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Is alleen de bekennende verklaring van een verdachte voldoende voor een veroordeling
A
Ja, hij heeft het feit bekend
B
Nee, er moet aanvullend bewijs worden geleverd

Slide 28 - Quizvraag

Is een proces-verbaal opgemaakt door één opsporingsambtenaar voldoende om een verdachte te veroordelen
A
Nee, er moet aanvullend bewijs worden geleverd
B
Ja, een op ambtseed of ambtsbelofte getekend proces-verbaal is uniek bewijs
C
Alleen als de verdachte het feit bekend
D
Dit hangt af van de omstandigheden

Slide 29 - Quizvraag

Welke van de onderstaande zaken is GEEN wettig bewijsmiddel?
A
Proces-verbaal van de opsporingsambtenaar.
B
Eigen waarnemingen rechter.
C
Verklaring getuige-deskundige.
D
A, B en C zijn allemaal wettige bewijsmiddelen.

Slide 30 - Quizvraag

De verklaring van één getuige kan voldoende bewijs zijn om tot een veroordeling te komen.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide