ZELFKENNIS 1: Het weer
1 / 16
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
1. In heel de wereld wordt de temperatuur gemeten in graden Celcius.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quizvraag
2. IJzel krijg je als regendruppels op bevroren grond vallen.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
3. Luchtdruk meet je met een thermometer.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
4. Lucht stroomt van gebieden met een hoge luchtdruk naar gebieden met een lagere luchtdruk.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
5. Gebieden met een hoge luchtdruk noem je depressies.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
1. Met een barometer meet je de
A
windsnelheid
B
luchtdruk
C
temperatuur
D
hoeveelheid regen
Slide 8 - Quizvraag
2. Met een thermometer meet je de
A
windsnelheid
B
luchtdruk
C
temperatuur
D
hoeveelheid regen
Slide 9 - Quizvraag
3. Met een windmeter meet je de
A
windsnelheid
B
luchtdruk
C
temperatuur
D
hoeveelheid regen
Slide 10 - Quizvraag
4. Met een regenmeter meet je de
A
windsnelheid
B
luchtdruk
C
temperatuur
D
hoeveelheid regen
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
1. De windsnelheid meet je in
A
km/h of Beaufort
B
mbar of Pascal
C
graden Celsius of graden Fahrenheit
D
millimeter of milliliter
Slide 13 - Quizvraag
3. De temperatuur meet je in
A
km/h of Beaufort
B
mbar of Pascal
C
graden Celsius of graden Fahrenheit
D
millimeter of milliliter
Slide 14 - Quizvraag
4. De luchtdruk meet je in
A
km/h of Beaufort
B
mbar of Pascal
C
graden Celsius of graden Fahrenheit
D
millimeter of milliliter
Slide 15 - Quizvraag
2. De hoeveelheid regen meet je in
A
km/h of Beaufort
B
mbar of Pascal
C
graden Celsius of graden Fahrenheit
D
millimeter of milliliter
