Paragraaf 3.2 Veranderingen in oude arbeiderswijken

Veranderingen in oude arbeiderswijken
Par. 3.2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Veranderingen in oude arbeiderswijken
Par. 3.2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Paragraaf 3.2 Veranderingen in oude arbeiderswijken


Waarom gaat het met sommige wijken beter dan met andere wijken?

Slide 2 - Tekstslide

Veranderingen op de arbeidsmarkt
Bewoners arbeiderswijk:
  • mensen met een lage opleiding en een laag loon -> Ze doen eenvoudig werk
  • robots en machines nemen hun werk steeds meer over
  • veel mensen raken hun baan kwijt doordat hun soort werk verdwijnt
    => dit heet structurele werkloosheid

In arbeiderswijk bleven mensen met laag inkomen achter omdat:
  • mensen met betere opleiding verdienden meer geld
  • zij verhuisden naar een betere woonwijk

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Moeizame integratie
Integratie = actief meedoen aan de samenleving

  • Veel gastarbeiders kwamen naar NL om eenvoudig werk te doen. Zij wonen vaak bij elkaar in oude arbeiderswijken. Ze intergeerden niet goed, spraken de Nederlandse taal niet goed genoeg. Ze vinden daardoor moeilijk ander werk.
  • Ook nu is het moeilijk voor jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond om werk te vinden. Ze worden vaak gediscrimineerd bij sollicitaties.
  • Veel oude arbeiderswijken worden bewoond door mensen met een Niet-Nederlandse achtergrond. 

Slide 5 - Tekstslide

Slechte leefbaarheid
In wijken met hoge werkloosheid is veel armoede. 
Gevolg = slechte leefbaarheid =>
  • Sociale cohesie/samenhang is slecht. Er is weinig contact onderling, mensen blijven binnen hun eigen groep.
  • sociale onveiligheid is hoog: onderhoud van huis en straat is slecht, hangjongeren, vernielingen -> niemand voelt zich verantwoordelijk.
  • Dit komt doordat er weinig sociale cohesie is.
  • Wie de kans heeft verhuist naar andere woonwijk

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Lesvragen beantwoorden
1. Wat is het verband tussen opleidingsniveau en structurele werkloosheid 
2. Waarom is de integratie van mensen met Niet-Nederlandse achtergrond moeizaam
3. Wat is het verband tussen sociale cohesie en achterstandswijken
4. Waarom hebben mensen in achterstandswijk vaak een slechte leefstijl
5. Welke gevolgen kan een slechte leefstijl hebben?

Leerboek blz. 30 en 31 --- H3 par. 3.2

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Verder met H3 par. 3.3

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling 
Paragraaf 3.2
Veranderingen in oude arbeiderswijken

Slide 11 - Tekstslide

Wat is integratie?

Slide 12 - Open vraag

Leefbaarheid is...
A
geschiktheid van je huis om er goed te leven
B
geschiktheid van een wijk om er goed te leven
C
geschiktheid van de stad om er goed te leven
D
geschiktheid van de regio om er goed te leven

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van sociale onveiligheid?
A
Spullen vernielen
B
Inbraken
C
Afval dumpen in de wijk
D
Hangjongeren

Slide 14 - Quizvraag

Wat is sociale cohesie?
A
Hoe goed mensen met elkaar verbonden zijn
B
Hoe sociaal mensen zijn naar vreemden
C
Hoe betrokken je bent bij de wijk.
D
Hoe goed je samenwerkt met de gemeente

Slide 15 - Quizvraag

Waar is sociale cohesie het grootst?
A
In de stad
B
In grotere dorpen
C
Op het platteland
D
Overal in Nederland even hoog.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe ontstaat structurele werkeloosheid in Nederland?
A
Door automatisering
B
Mensen willen bepaald werk niet meer uitvoeren
C
Het verdwijnen van werk naar andere landen
D
Niet iedereen hoeft meer te werken

Slide 17 - Quizvraag

De verbondenheid die mensen met elkaar voelen door gezamenlijke activiteiten en gesprekken noem je...
A
integratie
B
welzijn
C
sociaal-economische status
D
sociale cohesie

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn welvaartsziekten?

Slide 19 - Woordweb

Het opleidingsniveau is een voorbeeld van ...
A
buurtkenmerken
B
bewonerskenmerken

Slide 20 - Quizvraag

Dit zijn kenmerken van achterstandswijken
A
hoge werkloosheid, veel koopwoningen en drugsoverlast
B
weinig sociale cohesie, veel welvaartsziektes en veel koopwoningen
C
mensen met weinig opleiding, een slechte gezondheid en a-sociaal gedrag
D
hoge autodichtheid, weinig voorzieningen en hoge sociaaleconomische status

Slide 21 - Quizvraag

Integratie of segregratie?
A
Integratie
B
Segregratie

Slide 22 - Quizvraag

Integratie of segregratie?
A
Integratie
B
Segregratie

Slide 23 - Quizvraag