Toets 6 2b 25vr.

Uw leerling in fase ‘eenvoudige verkeerssituaties’ voert een situatie die hij nog niet heeft gehad heel goed uit. Wat zegt u?
A
goed zo!
B
u complimenteert hem, en vraagt waarom hij dat zo heeft opgelost.
C
u zegt niets.
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Uw leerling in fase ‘eenvoudige verkeerssituaties’ voert een situatie die hij nog niet heeft gehad heel goed uit. Wat zegt u?
A
goed zo!
B
u complimenteert hem, en vraagt waarom hij dat zo heeft opgelost.
C
u zegt niets.

Slide 1 - Quizvraag

Je ziet een rode fiat in een 30 KM-zone. De leerling moet in een leeg vak parkeren. Voor welke leerling is deze locatie het meest geschikt?
A
leerlingen in de beginfase van de opleiding.
B
leerling in de fase van eenvoudige verkeerssituaties
C
leerling in de fase van complexe verkeerssituaties.

Slide 2 - Quizvraag

Welke van de volgende rijtaken moet u het eerst behandelen in een opleidingsprogramma?
A
berijden van enkelvoudige kruispunten.
B
kijkgedrag.
C
technische wijze van wegrijden.

Slide 3 - Quizvraag

Tijdens de rijles ontdek je dat een leerling niet goed ver kan zien. Hoe had je dit eerder kunnen weten?
A
de leerling een eigen verklaring in laten vullen.
B
de leerling een autokenteken in verte laten oplezen.
C
aan de leerling een vraag stellen over zijn gezichtsvermogen.

Slide 4 - Quizvraag

Je geeft rijles aan een leerling die langzaam leert. Je maakt een programma met kleine leerstapjes. Wat zal het gevolg hiervan zijn?
A
de leerling raakt minder gemotiveerd
B
de leerling raakt beter gemotiveerd.
C
de leerling voelt zich niet serieus genomen.

Slide 5 - Quizvraag

Een instructeur maakt aan het einde van zijn lesdag altijd een planning voor de volgende dag. Hij plant ook tijd in om tussen de lessen door zijn leerlingenadministratie bij te werken, telefoontjes te plegen en te gaan tanken. Wat is het didactische gevolg hiervan?
A
er gaat minder leertijd verloren tijdens de les.
B
de instructeur kan minder verdienen op die dag.
C
de lesplanning loopt door de war.

Slide 6 - Quizvraag

Welke beginsituatie van de leerling bepaald de rijinstructeur tijdens zijn lesvoorbereiding?
A
de vereiste beginsituatie.
B
de feitelijke beginsituatie.
C
de cognitieve beginsituatie.

Slide 7 - Quizvraag

Een leerling zit in de beginfase van EVS. Je gaat deze leerling een bijzondere manoeuvre aanleren. Wat zal het belangrijkste effect zijn als je veel hetzelfde oefent met de leerling in een verkeerssituatie?
A
de leerling raakt verveeld.
B
de leerling automatiseert de taakuitvoering.
C
de leerling kan de taak ook in nieuwe situaties toepassen.

Slide 8 - Quizvraag

Hoe kunt u een negatief faalangstige leerling het beste begeleiden?
A
door de leerling op zijn matige prestaties te wijzen.
B
door meer leerstof aan te bieden dan gemiddeld.
C
door de leerling vertrouwen te geven.

Slide 9 - Quizvraag

Een leerling zit een paar lessen voor zijn praktijkexamen. Hij rijdt over het algemeen goed, maar moet vooral leren zelfstandig te rijden. Wat kun het beste doen om de leerling voldoende uit te dagen?
A
u geeft de leerling enkele aanwijzingen, hoe hij naar een bepaald punt moet rijden.
B
u laat de leerling kiezen waar hij naar toe rijdt en welke route hij daarbij kiest.
C
u laat de leerling naar een door u gekozen punt rijden

Slide 10 - Quizvraag

De leerling nadert de scootmobiel en reageert agressief, de instructeur spreekt hem direct hierop aan. Wat probeert de instructeur zo te bereiken?
A
voorkomen dat de leerling de scootmobiel aanrijdt.
B
voorkomen dat de leerling vaker agressief gedrag vertoond.
C
dat de leerling beter leert te anticiperen.
D
foto, zie tekst.

Slide 11 - Quizvraag

je hebt een leerling in de fase van VB. Je wilt het stoppen en weer wegrijden gaan oefenen. Welke opdracht is het beste?
A
maak bij een bepaalde snelheid een noodstop.
B
stop bij de eerstvolgende lantaarnpaal.
C
stop zo snel mogelijk links van de weg.

Slide 12 - Quizvraag

Welke fase van de rijopleiding zal bij een gemiddelde leerling het meeste tijd kosten?
A
complexe verkeerssituaties.
B
eenvoudige verkeerssituaties.
C
voertuigbeheersing.

Slide 13 - Quizvraag

U rijdt hier met een leerling. Je hebt deze situaties niet opgenomen in de lesroute, omdat je wilt dat de leerling kan oefenen in deze bijzondere situatie. Waar is dit een voorbeeld van?
A
doelgericht lesgeven.
B
anticiperend rijden.
C
defensief rijden.
D
FOTO: RIJBAAN MET VEEL GEEL OP HET WEGDEK, WERK IN UITVOERING.

Slide 14 - Quizvraag

Je rijdt met een leerling naar een erf. Je geeft hem de volgende opdracht. Laat zien dat je zelfstandig de verkeersregels in een erg kunt toepassen. Dit is een voorbeeld van?
A
cognitieve doelstelling.
B
psychomotorische doelstelling,
C
effectieve doelstelling.

Slide 15 - Quizvraag

Een instructeur heeft een leerling die de les van vandaag weer niet heeft voorbereid. Wat kan de instructeur het beste doen?
A
doorgaan met het nieuwe instructieonderdeel.
B
door vragen te stellen de leerling laten merken dat hij de les had moeten voorbereiden.
C
teruggaan naar het instructieonderdeel van de vorige les.

Slide 16 - Quizvraag

De leerling is bijna klaar voor het praktijkexamen. Maar in situaties zoals omschreven op de foto voegt hij in op de autosnelweg, met het zweet op zijn voorhoofd. In dat geval gaat hij fouten maken. Toch heeft hij meerdere keren laten zien dat hij het wel goed kan als het moeilijk is. Wat is de belangrijkste oorzaak van die fouten?
A
de leerling ziet niet wat hij doet bij het invoegen.
B
de leerling moet het invoegen meer automatiseren.
C
de leerling heeft een gebrek aan zelfvertrouwen.
D
FOTO VAN EEN AUTOSNELWEG, NORMALE DRUKTE

Slide 17 - Quizvraag

De leerling zit in de fase EVS. Leerling overziet verkeerssituaties nog niet goed en maakt daarbij veel fouten. Je plant deze route. Wat kan het gevolg zijn?
A
de leerling raakt mentaal overladen."
B
de leerling doet een succes ervaring op.
C
het leertempo stijgt.
D
FOTO: MET VEEL VERKEER

Slide 18 - Quizvraag

Een instructeur geeft opdrachten die net iets moeilijk zijn dan de leerling aankan. Hoe noemen we dit?
A
lesgeven in de zone van de naaste ontwikkeling.
B
lesgeven door middel van begeleid zelfstandig leren.
C
op de leerstijl van de leerling aangepast lesgeven.

Slide 19 - Quizvraag

Uw leerling zit in de fase van EVS. U leert de leerling de auto achteruit in het vak te parkeren. Welk parkeervak kunt u voor deze leerling het beste kiezen?
A
vak 1
B
vak 2
C
vak 3
D
FOTO 1: RODE FIAT STAAT VLAK IN EEN BOCHT, WILT ACHTERUIT PARKEREN IN EEN VRIJ VAK. FOTO 1: RODE FIAT STAAT VLAK IN EEN BOCHT, WILT ACHTERUIT PARKEREN NAAST EEN AUTO. FOTO 3: GRUZE GOLF STAAT ACHTERUIT GEPARKEERD IN VAK, NAAST GOLF IS VAK BESCHIKBAAR, NAAST VAK IS TROTTOIRBAND.

Slide 20 - Quizvraag

De instructeur wil een leerling aanleren hoe hij het recht achteruit rijden langs de trottoirband goed moet uitvoeren. Wat kan hij het beste doen?
A
minimaal twee maal direct achter elkaar op dezelfde plaats oefenen.
B
op twee verschillende plaatsen een keer laten oefenen.
C
een keer oefenen op een plaats, en de volgende les weer opnieuw.

Slide 21 - Quizvraag

U wilt met uw leerling het afslaan op kruispunten oefenen. Welke van de onderstaande onderdelen moet u de leerling uitleggen?
A
manier van terugschakelen.
B
stuurtechniek.
C
voorsorteren.

Slide 22 - Quizvraag

De instructeur is net op een parkeerplaats aan het vertellen waar de les over zal gaan en wordt dan gebeld. Hij herkent het nummer van de rijschool. De rijschool belt alleen als er wijzigingen zijn in de planning. Wat is praktisch gezien de beste handeling?
A
de telefoon wegdrukken en later terugbellen.
B
opnemen en de medewerker van de rijschool te woord staan.
C
de telefoon niet opnemen.

Slide 23 - Quizvraag

De instructeur komt met een leerling die net heeft geleerd om zelfstandig te koppelen, schakelen en te sturen. Hij wist niet dat hier werkzaamheden zijn? Wat is didactisch gezien de meest optimale handeling in deze situatie.
A
de leerling extra ondersteunen bij het verder gaan.
B
de leerling de hardop-denkmethode laten toepassen.
C
de leerling op zijn gemak stellen.
D
FOTO: VEEL GEEL OP HET WEGDEK IN VERBAND MET WEGWERKZAAMHEDEN

Slide 24 - Quizvraag

Een instructeur rijdt in deze situatie met zijn leerling in de opleidingsfase van rijden in complexe verkeerssituaties. De leerling let niet goed op, waardoor hij onnodige fouten maakt. De instructeur weet dat de leerling voldoende zelfvertrouwen heeft. Wat is het meest passende commentaar om de aandacht van de leerling op de verkeerssituatie te richten?
A
u zegt: "dat is een grote fout, hierop zak je zeker op het examen"
B
demonstratief hard op de rem trappen.
C
u zegt: "let op, voorruitkijken. Dan houd je ruimte om tot stilstand te komen"
D
FOTO: JE ZIET DE RIJBAAN VAN EEN AUTOSNELWEG MET 2 RUSTROKEN, BIJNA GEEN VERKEER.

Slide 25 - Quizvraag