Spelling Plot26 les 1 t/m 6

Spelling les 1 t/m 4
1 / 100
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 100 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling les 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn klinkers ook alweer?

Slide 2 - Open vraag

Weet jij een woord met klinkerbotsing?

Slide 3 - Open vraag

1. klinkerbotsing 
Klinkerbotsing betekent dat er twee klinkers naast elkaar staan die je als één klank kunt lezen, terwijl ze bij verschillende lettergrepen horen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat doen we als twee klinkers botsen?
Hoe los je klinkerbotsing op?

In een woord of afleiding: met een trema
- reunie [fout] → reünie
- geergerd [fout] → geërgerd
- officiele [fout] → officiële
- tweeentwintig [fout] → tweeëntwintig

In een samenstelling: met een verbindingsstreepje 
- meeeter [fout] → mee-eter

Bij meervoudsvormen (let op de klemtoon!): met een trema
- fantasieen [fout] → fantasieën
- bacterien [fout] → bacteriën


Slide 6 - Tekstslide

Welk woord is goed?
A
poëzie
B
ge-etter
C
drieen
D
feën

Slide 7 - Quizvraag

opdrachten maken 
- theorie staat in boekje van spellingtheorie (blz 2,3,4)
- oefen met de app Spellen van Blink
- slot van de les een paar testwoorden



Slide 8 - Tekstslide

1 Klinkerbotsing
in een woord: "                                   intuïtie
in het meervoud: "                            koloniën
in een samenstelling: -                   diploma-uitreiking

Slide 9 - Tekstslide

Ik word .... van de nieuwsquiz.
A
kampïoen
B
kampioen

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb een goede .....
A
intuïtie
B
intuitie

Slide 11 - Quizvraag

De ..... was geweldig!
A
gala avond
B
gala-avond
C
galaävond
D
galaavond

Slide 12 - Quizvraag

Corona was één van de vele ... in de geschiedenis.
A
pandemies
B
pandemiën
C
pandemieën

Slide 13 - Quizvraag

2. korte en lange klanken 
Veel woorden en namen eindigen op een klinker: Milou, code, cadeau, spray, opa, Theo, paraplu, taxi.

Bij dubbelklanken en korte klanken is er geen uitspraakprobleem als je er letters achter zet:
Miloutje, codes, cadeautje, cadeaus, sprays.

Bij de meeste lange klanken ontstaat er wel een uitspraakprobleem als je er letters achter zet:
[fout] opatje, Theos boek, paraplutje, taxis.

Slide 14 - Tekstslide

Wat doe je met woorden die eindigen op een lange klank?
Bij verkleinvorm: extra klinker

 

foto - fotootje
opa - opaatje
paraplu - parapluutje
taxi - taxietje

Slide 15 - Tekstslide

2.1 verkleinvorm:
Bij korte klanken, dubbelklanken en woorden op -ee is er geen uitspraakprobleem: je zet er gewoon -tje achter. 
- bureau → bureautje
Bij woorden op -i kun je de i verlengen door er een e bij te zetten:
- taxi → taxietje
Bij woorden op é zet je er een e bij en het accentteken vervalt.
- café → cafeetje
Als je geen extra letters kunt zetten, dan gebruik je een apostrof:
- baby → baby’tje
Bij afkortingen en tekens gebruik je ook een apostrof:
- wc → wc’tje

Slide 16 - Tekstslide

Wat doe je met woorden die eindigen op een lange klank?
Bij meervoudsvorm -s: apostrof
  

cabrio - cabrio's
camera - camera's
accu - accu's
taxi - taxi's
baby - baby's

Slide 17 - Tekstslide

 2.2 meervoud:
Bij korte klanken, dubbelklanken en woorden waarbij er geen uitspraakprobleem is zet je er gewoon -s achter. 

ziekte → ziektes
cadeau → cadeaus

In alle andere gevallen gebruik je een apostrof:

cola → cola’s
radio → radio’s

Bij afkortingen en tekens gebruik je ook een apostrof:

wc → wc’s
€ → €’s

Slide 18 - Tekstslide

Wat doe je met woorden die eindigen op een lange klank?
Bij bezitsvorm -s: apostrof

boek van Theo - Theo's boek
boek van Mustafa - Mustafa's boek
boek van Arzu - Arzu's boek
boek van Eli - Eli's boek
boek van Wendy - Wendy's boek

Slide 19 - Tekstslide


2.3 bezitsvorm:

Als er geen uitspraakprobleem is,  zet je er gewoon een -s achter:
Yusefs tas, Beaus fiets, Jelles boek, 
Yvonnes school, Wesleys tas, Esmees vader, Renés motor

In alle andere gevallen gebruik je een apostrof:
Wendy's telefoon, Layla's auto, Otto's baan

Bij namen die op een s-klank eindigen, schrijf je er een ' achter:
Jos' computer, Lex' schoenen










 


Slide 20 - Tekstslide

opdrachten maken:
- theorie in het spellingboekje: spelling - lange en korte klanken
- oefen met de app Spellen categorie 2: lange klank en korte klank

Slide 21 - Tekstslide

1 Klinkerbotsing
in een woord: "                                   intuïtie
in het meervoud: "                            koloniën
in een samenstelling: -                   diploma-uitreiking

Slide 22 - Tekstslide

2 Korte en lange klank
in een verkleinwoord: extra klinker                              autootje
in meervoud: 's                                                                       accu's
in bezitsvorm: 's                                                                    Arno's boek 

Slide 23 - Tekstslide

Maak de verkleinvorm van auto
A
auto'tje
B
autotje
C
autootje

Slide 24 - Quizvraag

Maak het meervoud van fresia
A
fresias
B
fresiaas
C
fresia's

Slide 25 - Quizvraag

Maak het meervoud van shampoo
A
shampoos
B
shampoo's

Slide 26 - Quizvraag

De fiets van Desiré is
A
Desirés fiets
B
Desiré's fiets
C
Desirees fiets

Slide 27 - Quizvraag

Maak het meervoud van baby
A
baby's
B
babys
C
babies

Slide 28 - Quizvraag

3 Spelling - Van meer woorden één woord maken
Je kunt van meer woorden één woord maken. Zo'n woord noemen we een samenstelling:

bad + kamer = badkamer
bad + kamer + deur = badkamerdeur
tuin + stoel = tuinstoel
Soms moet je er een tussenletter tussen zetten. Vaak kun je horen wanneer dat moet.

Slide 29 - Tekstslide

3.1 Samenstelling met tussenletter -(e)n
De hoofdregel is: kijk naar het linkerwoord. Als dit een meervoud heeft op (e)n, dan schrijf je de -n ook in de samenstelling.
pan + koek = pannenkoek
paard + voer = paardenvoer




Slide 30 - Tekstslide

Als het linkerwoord geen meervoud heeft, of een meervoud op -s, dan schrijf je geen tussen-n.

 
weide + vogel = weidevogel
asperge + soep = aspergesoep

Slide 31 - Tekstslide

3.2 Samenstelling met tussenletter -s
Als je een -s hoort, moet je hem schrijven.

meisje + kamer = meisjeskamer
lichaam + geur = lichaamsgeur



Slide 32 - Tekstslide

Soms hoor je deze tussen-s niet goed, maar moet je hem wel schrijven.
Dit kun je ontdekken door een andere samenstelling met hetzelfde beginwoord te maken.


meisjeskamer, dus ook meisjesspeelgoed
lichaamsgeur, dus ook lichaamsscanner
stationsgebouw, dus ook Stationsstraat

Slide 33 - Tekstslide

Schrijf zoveel mogelijk aan elkaar!
De algemene regel in het Nederlands is: schrijf zoveel mogelijk aan elkaar. Soms moet je er een liggend streepje tussen zetten of een trema gebruiken, omdat je anders problemen krijgt met de uitspraak. Zie hiervoor de toolbox Spelling - Klinkerbotsing

Als je twijfelt, zoek het woord dan op in woordenlijst.org!

Slide 34 - Tekstslide

opdrachten maken:
- theorie in het spellingboekje: spelling - van meer woorden 1 woord maken
- oefen met de app Spellen categorie 3: van meer woorden 1 woord maken

Slide 35 - Tekstslide

1 Klinkerbotsing
in een woord: "                                   intuïtie
in het meervoud: "                            koloniën
in een samenstelling: -                   diploma-uitreiking

Slide 36 - Tekstslide

2 Korte en lange klank
in een verkleinwoord: extra klinker                              autootje
in meervoud: 's                                                                       accu's
in bezitsvorm: 's                                                                    Arno's boek 

Slide 37 - Tekstslide

3 Van meer woorden 1 woord maken
Zo veel mogelijk aan elkaar schrijven.

tussenletter -n: eerste woord mv op -en              boerenkool
geen tussenletter: eerste woord heeft geen mv of op -s (en -en)
                                     groentesoep, rijstekorrel
tussenletter -s: je hoort het of testen met ander woord
                                     meisjeskamer - meisjesspeelgoed

Slide 38 - Tekstslide

Maak een samenstelling van buur + ruzie
A
buren ruzie
B
bureruzie
C
burenruzie

Slide 39 - Quizvraag

Maak een samenstelling van stoel + dans
A
stoelen dans
B
stoelendans
C
stoele dans
D
stoeledans

Slide 40 - Quizvraag

Maak een samenstelling van rijst + vlaai
A
rijste vlaai
B
rijsten vlaai
C
rijstenvlaai
D
rijstevlaai

Slide 41 - Quizvraag

Maak een samenstelling van seconde + wijzer
A
seconde wijzer
B
seconden wijzer
C
secondewijzer
D
secondenwijzer

Slide 42 - Quizvraag

Maak een samenstelling van aap en rots
A
apenrots
B
aperots

Slide 43 - Quizvraag

Maak een samenstelling van personeel en chef
A
personeelschef
B
personeelchef

Slide 44 - Quizvraag

4. Wel of geen -n aan het eind van een woord
Bijvoeglijke naamwoorden
Achter gewone bijvoeglijke naamwoorden komt soms een -e. Je schrijft hier nooit een -n achter:
- grote, gore onderbroeken
- fijne, mooie kleren



Slide 45 - Tekstslide

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden

Sommige bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over het materiaal waar iets van gemaakt is.
Deze bijvoeglijke naamwoorden schrijf je wel met -en:
- een houten snijplank
- een zilveren ketting

Slide 46 - Tekstslide

alle of allen/ beide of beiden
Alle of allen; beide of beiden?
Woorden als alle, beide, en sommige kun je met en zonder -n schrijven:

Sommige docenten verzinnen echt grappige dingen.
Enkelen doen nooit iets leuks.
De paarden stonden beide in de wei.
De leerlingen zijn allen geslaagd.

Meestal hoor je dit niet, dus je moet de regels kennen. 

Slide 47 - Tekstslide

Als het woord voor een zelfstandig naamwoord staat, schrijf je -e
  • Alle boeven werden gevangen.
  • Sommige leerlingen konden er niet meer tegen.

Slide 48 - Tekstslide

Als het woord zelfstandig in de zin staat, maar je vindt in dezelfde zin een woord dat je er zo achter kunt zetten dan schrijf je ook bij mensen géén -n.
  • Ik heb heel veel leuke Italianen ontmoet, maar ik vond sommige (Italianen) echt heel vervelend.
  • Van die duizenden bezoekers gaven de meeste (bezoekers) helemaal geen geld uit.

Slide 49 - Tekstslide

Als het woord zelfstandig (=los) is EN het gaat over mensen, dan schrijf je -en
  • De boeven hebben allen een mes bij zich. Enkelen hebben zelfs pistolen meegenomen.
  • De meesten waren op tijd op school, maar sommigen kwamen pas na de bel binnen.

Slide 50 - Tekstslide

Verwijst het woord niet naar mensen, dan krijgt het geen -n
  • Van de biggetjes hebben enkele hun staartje nog. Bij de meeste is dat echter direct na de geboorte afgeknipt.
  • De banden van de fiets zijn beide helaas lek. En andere staan er jammer genoeg niet meer in de schuur.

Slide 51 - Tekstslide

opdrachten maken:
- theorie in het spellingboekje: spelling - wel of geen -n aan het eind van het woord
- oefen met de app Spellen categorie 4: wel of geen -n aan het eind van het woord

Slide 52 - Tekstslide

1 Klinkerbotsing
in een woord: "                                   intuïtie
in het meervoud: "                            koloniën
in een samenstelling: -                   diploma-uitreiking

Slide 53 - Tekstslide

2 Korte en lange klank
in een verkleinwoord: extra klinker                              autootje
in meervoud: 's                                                                       accu's
in bezitsvorm: 's                                                                    Arno's boek 

Slide 54 - Tekstslide

3 Van meer woorden 1 woord maken
Zo veel mogelijk aan elkaar schrijven.

tussenletter -n: eerste woord mv op -en              boerenkool
geen tussenletter: eerste woord heeft geen mv of op -s (en -en)
                                     groentesoep, rijstekorrel
tussenletter -s: je hoort het of testen met ander woord
                                     meisjeskamer - meisjesspeelgoed

Slide 55 - Tekstslide

4 wel of geen -n aan het eind van een woord
gewoon bn -e                                                 grote fiets
stoffelijk bn -en                                             marmeren aanrechtblad


Slide 56 - Tekstslide

alle/allen
voor zn: -e         Alle leraren zijn gek.
zelfstandig en mens maar verderop in de zin staat het zn: -e
                          Denk aan je handen: je moet ze beide aan het stuur houden.
helemaal zelfstandig en mens: -en
                           Enkelen hebben vragen gesteld.
geen mensen: -e
                            Ik vind planten leuk. Sommige draaien met de zon mee.

Slide 57 - Tekstslide

Wat is goed?
A
Granieten vloer
B
Graniete vloer
C
Graniet vloer
D
Allemaal fout

Slide 58 - Quizvraag

Ik snap niet dat .............. van jullie nog steeds zitten te lanterfanten.
A
sommige
B
sommigen

Slide 59 - Quizvraag

... kinderen renden naar de bus.
A
alle
B
allen

Slide 60 - Quizvraag

Uit de speakers kwamen .....
geluiden die tot ver in de omgeving klonken.
A
elektronischen
B
elektronische

Slide 61 - Quizvraag

Met Sinterklaas kreeg ik een ...
gymschoen.
A
marsepein
B
marsepeine
C
marsepeinen

Slide 62 - Quizvraag

5 Wel of geen hoofdletter

Slide 63 - Tekstslide

Voor- en achternamen

Jan Jansen
Rafael van der Vaart
Janneke Jansen-Smidt
Shakespeare

mevrouw Van der Sar-van Kesteren
Merken/organisaties/titels

het Rode Kruis
het Europees Parlement
een Boeing 737
Adidas en Nike
Pijn van Mel Wallis de Vries
een Shelltankstation


Slide 64 - Tekstslide

5.2 Aardrijkskundige namen
IJssel
Mount everest
Overijssel
Zuid-Frankrijk
Romeinen

Slide 65 - Tekstslide

Wel een hoofdletter 

Gebieden en samenstellingen en afleidingen daarvan

Noord-Holland
Noord-Hollandse kaas
Zuid-Afrikaans
Geen hoofdletter

Windstreken

het noorden
het zuiden van Frankrijk
ten noordoosten van Zwolle

Slide 66 - Tekstslide

Wel een hoofdletter

Namen afgeleid van een aardrijkskundige naam of volk

een Palestijn
een Afro-Surinaamse
een Eskimo
Geen hoofdletter

Etnische groepen

een indiaan
een zigeuner


Slide 67 - Tekstslide

5.3 Feestdagen of historische gebeurtenissen
Pasen
Kerstmis
Nieuwjaar
Suikerfeest

Samenstellingen hiervan niet met hoofdletter:
paasfeest, kerstboom, nieuwjaarsavond

Slide 68 - Tekstslide

opdrachten maken:
- theorie in het spellingboekje: spelling - wel of geen hoofdletter
- oefen met de app Spellen categorie 5: wel of geen hoofdletter

De uitzonderingen over geloven hoef je niet te kennen.

Slide 69 - Tekstslide

1 Klinkerbotsing
in een woord: "                                   intuïtie
in het meervoud: "                            koloniën
in een samenstelling: -                   diploma-uitreiking

Slide 70 - Tekstslide

2 Korte en lange klank
in een verkleinwoord: extra klinker                              autootje
in meervoud: 's                                                                       accu's
in bezitsvorm: 's                                                                    Arno's boek 

Slide 71 - Tekstslide

3 Van meer woorden 1 woord maken
Zo veel mogelijk aan elkaar schrijven.

tussenletter -n: eerste woord mv op -en              boerenkool
geen tussenletter: eerste woord heeft geen mv of op -s (en -en)
                                     groentesoep, rijstekorrel
tussenletter -s: je hoort het of testen met ander woord
                                     meisjeskamer - meisjesspeelgoed

Slide 72 - Tekstslide

4 wel of geen -n aan het eind van een woord
gewoon bn -e                                                 grote fiets
stoffelijk bn -en                                             marmeren aanrechtblad


Slide 73 - Tekstslide

alle/allen
voor zn: -e         Alle leraren zijn gek.
zelfstandig en mens maar verderop in de zin staat het zn: -e
                          Denk aan je handen: je moet ze beide aan het stuur houden.
helemaal zelfstandig en mens: -en
                           Enkelen hebben vragen gesteld.
geen mensen: -e
                            Ik vind planten leuk. Sommige draaien met de zon mee.

Slide 74 - Tekstslide

5 Hoofdletters
Aan het begin van een zin.
Meneer De Jong, meneer I de Jong, Rafael van der Vaart
Merken/organisaties: het Rode Kruis, HEMA
Aardrijkskundige namen: Leeuwarden, Zuid-Frankrijk, een Palestijn, maar het zuiden, een indiaan
Feestdagen of historische gebeurtenissen: Pasen, maar paasfeest. 

Slide 75 - Tekstslide

De eerste man op de maan is ..
A
Neil Armstrong
B
Neil armstrong
C
neil Armstrong
D
neil armstrong

Slide 76 - Quizvraag

De maand ... is de maand van Sinterklaas.
A
December
B
december

Slide 77 - Quizvraag

Meneer ..... is de directeur van de rsg.
A
de Jong
B
De Jong
C
de jong

Slide 78 - Quizvraag

Meneer ... is de directeur van de rsg.
A
i. de jong
B
i. de Jong
C
I. de Jong

Slide 79 - Quizvraag

... is een belangrijk vak op school.
A
Rekenen
B
rekenen

Slide 80 - Quizvraag

Wij gaan op vakantie naar ...
A
zuid-Afrika
B
Zuid-Afrika
C
Zuid-afrika

Slide 81 - Quizvraag

6 Leestekens
Je hoeft alleen te weten:
punt, uitroepteken, vraagteken en komma

De komma is van deze het moeilijkst.

Slide 82 - Tekstslide

Komma
Een komma geeft een korte pauze in de zin. Het blijft wel dezelfde zin:

Ik ben duizelig, omdat ik nog niet heb ontbeten.
We hebben veel spellingregels geleerd namelijk klinkerbotsing, lange klanken en samenstellingen.

Slide 83 - Tekstslide

regels
1 voor de voegwoorden omdat, maar en want
2 tussen twee werkwoorden die niet bij elkaar horen: Als je hard loopt, moet je niet vallen.
3 in een opsomming: De Waddeneilanden zijn Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog. 

Slide 84 - Tekstslide

1 Klinkerbotsing
in een woord: "                                   intuïtie
in het meervoud: "                            koloniën
in een samenstelling: -                   diploma-uitreiking

Slide 85 - Tekstslide

2 Korte en lange klank
in een verkleinwoord: extra klinker                              autootje
in meervoud: 's                                                                       accu's
in bezitsvorm: 's                                                                    Arno's boek 

Slide 86 - Tekstslide

3 Van meer woorden 1 woord maken
Zo veel mogelijk aan elkaar schrijven.

tussenletter -n: eerste woord mv op -en              boerenkool
geen tussenletter: eerste woord heeft geen mv of op -s (en -en)
                                     groentesoep, rijstekorrel
tussenletter -s: je hoort het of testen met ander woord
                                     meisjeskamer - meisjesspeelgoed

Slide 87 - Tekstslide

4 wel of geen -n aan het eind van een woord
gewoon bn -e                                                 grote fiets
stoffelijk bn -en                                             marmeren aanrechtblad


Slide 88 - Tekstslide

alle/allen
voor zn: -e         Alle leraren zijn gek.
zelfstandig en mens maar verderop in de zin staat het zn: -e
                          Denk aan je handen: je moet ze beide aan het stuur houden.
helemaal zelfstandig en mens: -en
                           Enkelen hebben vragen gesteld.
geen mensen: -e
                            Ik vind planten leuk. Sommige draaien met de zon mee.

Slide 89 - Tekstslide

5 Hoofdletters
Aan het begin van een zin.
Meneer De Jong, meneer I de Jong, Rafael van der Vaart
Merken/organisaties: het Rode Kruis, HEMA
Aardrijkskundige namen: Leeuwarden, Zuid-Frankrijk, een Palestijn, maar het zuiden, een indiaan
Feestdagen of historische gebeurtenissen: Pasen, maar paasfeest. 

Slide 90 - Tekstslide

6 Leestekens
  • punt aan het eind van een gewone zin
  • uitroepteken aan het eind van een zin die je uitroept
  • vraagteken aan het eind van een vraagzin
  • komma voor want, omdat en maar
  • komma tussen twee werkwoorden die niet bij elkaar horen
  • komma in opsomming

Slide 91 - Tekstslide

Hieronder links met uitlegfilmpjes
Je kunt ter voorbereiding op de toets elke dag 1 of 2 filmpjes met uitleg kijken en dan weer even oefenen op de spellingapp.

Slide 92 - Tekstslide

Toetsstof:
1 klinkerbotsing
2 korte en lange klank
3 van meer woorden 1 woord maken
4 wel of geen -n aan het eind van een woord
5 hoofdletters 
6 leestekens: punt, uitroepteken, vraagteken en komma

Slide 93 - Tekstslide

Slide 94 - Link

Slide 95 - Link

Slide 96 - Link

Slide 97 - Link

Slide 98 - Video

Slide 99 - Link

Slide 100 - Link