2.4 Wolken en onweer

  • Binnen is beginnen
  • Mobiel uit en in de tas
  • Ga rustig op je eigen plek zitten  
  • Lees H2.4 op blz. 105


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

  • Binnen is beginnen
  • Mobiel uit en in de tas
  • Ga rustig op je eigen plek zitten  
  • Lees H2.4 op blz. 105


Slide 1 - Tekstslide

§2.4 Wolken en onweer
Lees H2.4 op blz. 105 t/m 108
timer
6:00

Slide 2 - Tekstslide

§2.4 Wolken en onweer
Dauwpunt
Ontstaan van stapelwolken
Mooiweer- en buienwolken
Onweer
Luchtvochtigheid

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
2.4.1 Je kunt met behulp van een grafiek bepalen hoe hoog het dauwpunt is.
2.4.2 Je kunt uitleggen van welke factor de hoogte van het dauwpunt afhangt.
2.4.3 Je kunt stap voor stap beschrijven op welke manier stapelwolken ontstaan.
2.4.4 Je kunt het verschil beschrijven tussen mooiweerwolken en buienwolken.
2.4.5 Je kunt beschrijven op welke manier de bliksem en de donder ontstaan.
2.4.6 Je kunt berekenen hoe groot de luchtvochtigheid is (in procenten). (extra stof)

Slide 4 - Tekstslide

Dauwpunt (1)
Lucht bevat waterdamp
Hoeveel waterdamp is afhankelijk van de temperatuur

Hoe hoger de temperatuur, hoe meer waterdamp de lucht kan bevatten

Slide 5 - Tekstslide

Dauwpunt (2)
Lucht afkoelen --> waterdamp op een bepaald moment condenseren --> dauwpunt
Dauwpunt = maximale hoeveelheid waterdamp die de lucht kan bevatten, bij een bepaalde temperatuur

Slide 6 - Tekstslide

Bij welk punt wordt het dauwpunt aangegeven?
A
Blauw
B
Geel
C
Groen
D
Rood

Slide 7 - Quizvraag

Ontstaan van stapelwolken (1)
1. Zon warmt aardoppervlak op, bodem wordt op de ene plaats warmer dan op de andere
2. Plaatsen waar de grond warmer is, wordt de lucht boven de grond ook warmer --> ontstaan grote bellen met warme lucht
3. Lucht die warm wordt, zet uit --> dichtheid kleiner dan omringende koude lucht
4. Bellen met warme lucht stijgen op

Slide 8 - Tekstslide

Ontstaan van stapelwolken (2)
5. Tijdens stijgen  zet de lucht in de bel uit en koelt af --> temperatuur daalt tot onder dauwpunt
6. Waterdamp in luchtbel begint te condenseren --> luchtbel is zichtbaar, stapelwolk ontstaan
7. Stapelwolk aan onderkant meestal vlak, die hoogte ligt het condensatieniveau, hoogte waarop de waterdamp condenseert
8. Toppen stapelwolk geven aan hoe hoog bellen zijn gestegen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

1
2
3
4
5
De zon warmt de aarde op en de lucht boven de bodem warmt ook op
Er ontstaan bellen met warme lucht
Doordat de dichtheid kleiner is dan de omringende lucht, stijgen de bellen op
De lucht in de bel zet uit en koelt af, de temperatuur daalt tot onder het dauwpunt
Waterdamp gaat condenseren, er ontstaan stapelwolken

Slide 11 - Sleepvraag

Mooiweerwolken
Temperatuur in opstijgende luchtbellen niet veel hoger dan omgeving
Luchtbel stijgt langzaam en bereikt geen grote hoogte --> krijgt een mooiweerwolk
Hierin stroomt de lucht rustig.

Slide 12 - Tekstslide

Buienwolken
Temperatuur in opstijgende luchtbel veel hoger dan omgeving
Luchtbel stijgt heel hoog, wolk krijgt een donkere onderkant
Bovenin de wolk ontstaan ijskristallen die naar beneden vallen --> regen/sneeuw/hagel

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil in ontstaan van mooiweerwolken en buienwolken?
A
Mooiweerwolken zijn lichter van kleur
B
In mooiweerwolken stroomt de lucht rustiger
C
De temperatuur van de luchtbel vergeleken met de omgeving
D
De hoeveelheid waterdamp in de lucht

Slide 14 - Quizvraag

Onweer
Ontstaan wanneer bellen met warme, vochtige lucht snel opstijgen 
Lucht in onweerswolk is sterk in beweging
Warme lucht stijgt op en koude lucht met hagel en regen valt naar beneden, ijskristallen en waterdruppels botsen en bewegen langs elkaar --> wolk elektrisch geladen

Slide 15 - Tekstslide

Wat veroorzaakt de bliksemstraal van een onweerswolk?
A
Het spanningsverschil tussen de onderkant van de wolk en de aarde
B
Het spanningsverschil tussen de bovenkant van de wolk en de aarde
C
De warme lucht die snel opstijgt
D
De koude lucht met regen en hagel die naar beneden valt

Slide 16 - Quizvraag

Luchtvochtigheid
Geeft in procenten aan hoeveel waterdamp de lucht bevat 
100% is gelijk aan de maximale hoeveelheid waterdamp
Luchtvochtigheid kun je meten met een hygrometer

Slide 17 - Tekstslide

Op een warme zomerdag is het 29 oC. De lucht bevat 12 gram waterdamp per m3. Bereken hoe groot de luchtvochtigheid is.
Gegevens: temperatuur = 29 oC
Maximale hoeveelheid waterdamp = 30 g/m3
Hoeveelheid waterdamp = 12 g/m3
Gevraagd: Luchtvochtigheid = ?
Oplossing: Luchtvochtigheid = 
(hoeveelheid waterdamp/maximale hoeveelheid waterdamp) x 100% = 
(12/30) x 100% = 40%

Slide 18 - Tekstslide

De maximale hoeveelheid waterdamp is 40 g/m3. De lucht bevat 10 gram waterdamp per vierkante meter. Bereken in procenten hoe groot de luchtvochtigheid is.
A
4%
B
400%
C
0,25%
D
25%

Slide 19 - Quizvraag

Zelfstandig werken
  • Wat: lees paragraaf 2.4 en maak de opdrachten
  • Hoe: helemaal stil!
  • Hulp: docent
  • Tijd: ???? minuten lang
  • Huiswerk: opdrachten 1 tm 15 van paragraaf 2.4 
  • Klaar? kijk de opgaven digitaal na 
timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

Onthoud
• Als lucht afkoelt, zal de waterdamp bij een bepaalde temperatuur gaan condenseren. Deze temperatuur noem je het dauwpunt. Om het dauwpunt te bepalen kun je een grafiek gebruiken.
• Op sommige plekken wordt lucht meer door het aardoppervlak verwarmd dan op andere plekken. Lucht die warm wordt zet uit. Hierdoor heeft deze warme lucht een lagere dichtheid dan de omringende lucht. De warme lucht zal omhoog bewegen in een luchtbel. De lucht in die bel koelt af als hij stijgt. Op een gegeven moment komt de temperatuur onder het dauwpunt. Hierdoor zal de waterdamp in de bel condenseren en ontstaan er waterdruppels. De luchtbel is nu zichtbaar als een stapelwolk.

Slide 21 - Tekstslide

Onthoud
• Als de opstijgende lucht veel warmer is dan de omringende lucht, zal de luchtbel een grote hoogte bereiken. Zo ontstaan grote, hoge wolken. Boven in de wolken vormen zich ijskristallen. Als de ijskristallen te zwaar worden, vallen ze naar beneden en bereiken ze de aarde in de vorm van neerslag.
• Onweersbuien ontstaan als luchtbellen met grote snelheid opstijgen. Doordat de lucht in een onweerswolk sterk in beweging is en de ijskristallen en waterdruppels tegen elkaar botsen, wordt de wolk elektrisch geladen.
• Als de elektrische spanning tussen de wolk en het aardoppervlak te groot wordt, kan een enorme vonk overspringen. Dit is een bliksemstraal. De temperatuur rond een bliksemstraal loopt sterk op. Hierdoor zet de lucht in korte tijd sterk uit. Daardoor ontstaat een geluidsgolf. Deze hoor je als donder.

Slide 22 - Tekstslide