preventief

preventief optreden 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Applicatie- en mediaontwikkelaarMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

preventief optreden 

Slide 1 - Tekstslide

In welk artikel staat beschreven dat een politieambtenaar (in uniform) zich moet legitimeren als daarom gevraagd wordt?
A
Artikel 6 politiewet
B
Artikel 2 ambtsinstructie
C
Artikel 6 strafvordering
D
Artikel 2 politiewet

Slide 2 - Quizvraag

Volgens artikel 24 van de ambtsintructie ben je verplicht om iemand die drugs gebruikt te helpen
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Gaat artikel 447e over niet willen/kunnen identificeren?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Welke straf kan je worden opgelegd als we praten over artikel 447e?
A
Je wordt aangehouden
B
Een geldboete van de tweede categorie
C
Een geldboete van de eerste categorie
D
Je krijgt een waarschuwing

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het maximale bedrag van een boete uit de tweede categorie?
A
1000 Euro
B
2000 Euro
C
4500 Euro
D
2500 Euro

Slide 6 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd heb je identificatieplicht?
A
vanaf 10 jaar
B
vanaf 14 jaar
C
vanaf 12 jaar
D
vanaf 16 jaar

Slide 7 - Quizvraag

Wat staat er in artikel 1 van de grondwet?
A
Vrijheid van meningsuiting
B
Discriminatie is niet toegestaan
C
Vrijheid van geloofsovertuiging
D
Vrijheid van seksuele geaardheid

Slide 8 - Quizvraag

Wat staat er in artikel 160 van WVW 1994?
A
De verplichting om mee te werken aan een alcoholcontrole
B
De verplichting om een motorvoertuig te doen stilhouden op vordering
C
De verplichting om mee te werken aan een voertuigdoorzoeking
D
De verplichting om een motorrijtuig te doen stilhouden op vordering

Slide 9 - Quizvraag

In welk artikel staat dat een ambtenaar een ID mag vorderen?
A
Artikel 2 politiewet
B
Artikel 4 politiewet
C
Artikel 8 politiewet
D
Artikel 6 politiewet

Slide 10 - Quizvraag

Gaat artikel 7 van de wet politiegegevens om geheimhoudingsplicht?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

In welk artikel staat beschreven wanneer iemand verdacht is?
A
Artikel 28 strafvordering
B
Artikel 27 strafvordering
C
Artikel 27 van strafrecht
D
Artikel 13 van strafrecht

Slide 12 - Quizvraag

Wat staat er in artikel 36 van WVW 1994?
A
Dat je een rijbewijs bij je moet hebben
B
Dat een auto een kenteken en kentekenbewijs moet hebben
C
Dat een aanhanger >750 kg een eigen kenteken moet hebben
D
Dat je kenteken duidelijk zichtbaar moet zijn

Slide 13 - Quizvraag

Wie is de baas over de taak van het handhaven van de openbare orde?
A
De burgermeester
B
De politie
C
Khalil
D
De handhaving

Slide 14 - Quizvraag

Wie is de baas over de taak van het opsporen van strafbare feiten?
A
De politie
B
De OVJ
C
De burgermeester
D
Khalil

Slide 15 - Quizvraag

Waar staat NAW voor
A
Naam, adres, woonplaats
B
naam, andere, woningen
C
niet algemene wet
D
naar alle waarschijnlijkheid

Slide 16 - Quizvraag

Wat staat er in artikel 3 van de politiewet?
A
Aanhouden van een verdachte
B
verplichtingen voor ambtenaars van dragen politie ID
C
handhaving van rechtsorde en hulpverlening
D
Staande houden van verdachte

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn de drie taken van de politie?

Slide 18 - Open vraag

Waar gaat Artikel 6 Politiewet over?

Slide 19 - Open vraag

Wat staat er beschreven in Artikel 11 van de grondwet?
A
recht op onaantastbaarheid van het lichaam
B
Recht op vrijheid van meningsuiting
C
Recht om te leven

Slide 20 - Quizvraag

Heeft de politie in de uitvoering van zijn taak een uitzondering op Artikel 11 van de grondwet?
A
Alleen als het nodig is voor de uitvoering van de politietaak
B
Nee, artikel 11 kan nooit overschreden worden
C
Ja, altijd

Slide 21 - Quizvraag

Wat staat er in artikel 16 van de grondwet?
A
recht op onaantastbaarheid van het lichaam
B
Bij algemene maatregel van bestuur wordt een ambtsinstructie voor de politie en voor de Koninklijke marechaussee vastgesteld.
C
De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, redelijkerwijs nodig is.
D
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Met welk artikel zijn deze agenten aan het werk?

Slide 24 - Open vraag

Wanneer is de Nederlandse strafwet toepasselijk?
A
Op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt
B
Op iedere Nederlandse burger die zich schuldig maakt aan een strafbaar feit
C
Op iedereen die zich in Nederland bevind
D
Op iedereen die zich in Nederland en in de bijzondere gemeentes bevind

Slide 25 - Quizvraag


Wat neem je mee uit het thema preventief optreden?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide