La négation - de ontkenning

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Traduisez la phrase:
Je parle français.
A
Jij spreekt Frans.
B
Hij haat Frans.
C
Ik spreek Frans.
D
Zij spreekt Frans.

Slide 2 - Quizvraag

Il danse.
A
Hij danst.
B
Jij danst.
C
Ik zing.
D
Zij danst.

Slide 3 - Quizvraag

Il ne danse pas.
A
Hij danst niet.
B
Jij danst niet.
C
Ik zing niet.
D
Zij danst niet.

Slide 4 - Quizvraag

Je ne parle pas le français.
A
Jij spreekt geen Frans.
B
Hij haat Frans niet.
C
Ik spreek geen Frans .
D
Zij spreekt geen Frans.

Slide 5 - Quizvraag

NE PAS
Als je een zin ontkennend wil maken, dan gebruik je 'NE PAS'.
Exemples:
- Je ne mange pas de bananes.
- Tu ne regardes pas de télé. 
- Nous ne jouons pas au basket.
- Vous ne chantez pas mal!
- Elles ne rentrent pas.

Slide 6 - Tekstslide

Uit hoeveel delen bestaat de ontkenning (niet/geen) in het Frans?
Noteer een getal (1, 2, 3, 4, 5, 6….)

Slide 7 - Open vraag

"ne" komt voor de persoonsvorm, "pas" komt erachter.

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 8 - Open vraag

In het Frans is de persoonsvorm altijd het ………werkwoord in de zin.

Slide 9 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in:

Je mange une banane.

Slide 10 - Open vraag

Wat is de pv in:
Mes parents dansent sur la table.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de pv in:
Nous allons au cinéma?

Slide 12 - Open vraag

Je mange des bananes.
A
Je mange ne pas de bananes.
B
Je ne mange pas de bananes.
C
Je mange de ne pas bananes.
D
Je ne mange de bananes pas.

Slide 13 - Quizvraag

Ils sont dans la classe.
A
Ils ne sont pas dans la classe.
B
Ils sont ne pas dans la classe.
C
Ils sont dans ne pas la classe.
D
Ne pas ils sont dans la classe.

Slide 14 - Quizvraag

Nous regardons la télé.
A
Nous ne pas regardons la télé.
B
Ne pas nous regardons la télé.
C
Nous ne regardons la télé pas.
D
Nous ne regardons pas la télé.

Slide 15 - Quizvraag

Tes soeurs sont à la maison?

Slide 16 - Open vraag

Vous êtes sérieux.

Slide 17 - Open vraag

Ils sont grands? Non, ...

Slide 18 - Open vraag

Nous jouons au Fortnite.

Slide 19 - Open vraag

Tu es malade?
A
Non, je en suis pas malade
B
Non, tu n’es pas malade
C
Non, je suis en pas malade
D
Non, tu ne es pas malade

Slide 20 - Quizvraag

Vous jouez au foot?
A
Non, vous ne jouez pas au foot
B
Non, je ne joue pas au foot
C
Non, vous ne pas jouez au foot
D
Non, nous ne jouons pas au foot

Slide 21 - Quizvraag

Tu comprends tout?

Snap je alles?
A
Oui, je comprends tout.
B
Non, je ne comprends pas tout
C
Non, j’ai des questions.

Slide 22 - Quizvraag

Wat kun je doen, als je ‘de ontkenning met ne….pas’ nog niet helemaal begrepen hebt?
Geef tips aan je klasgenoten.

Slide 23 - Open vraag

C'est tout? Non, ...

Il y a aussi:

- ne ... plus = niet meer / geen meer
     -> Il n'habite plus en France. = Hij woont niet meer in Frankrijk.
- ne...jamais = nooit
     -> Il ne fait jamais ses devoirs. = Hij maakt nooit zijn huiswerk.
- ne...rien = niets
     -> Elle ne sait rien. = Zij weet niets.

Slide 24 - Tekstslide

Révision: la négation
- Exemple: Je ne mange pas de bananes.
     -> ne VOOR de persoonsvorm (ww) / pas er direct ACHTER

!!! Klinkerbotsing + stomme 'h'
- Il n'est pas français. = Hij is niet Frans.
- On n'a pas de devoirs. = We hebben geen huiswerk.
- Elle n'habite pas à Paris. = Zij woont niet in Parijs.
- C'est facile. = Ce n'est pas facile.

!!! 2 werkwoorden (om de persoonsvorm)
- Je veux manger des frites. = Je ne veux pas manger de frites.

Slide 25 - Tekstslide