In een hoofdzin staat het onderwerp voor de persoonsvorm, tenzij:
de zin met een ander zinsdeel begint dan het onderwerp of de persoonsvorm.
de zin volgt op een bijzin
de zin een vraagzin is
Slide 13 - Tekstslide
Stijlfouten
Voorbeelden:
Daan (ond) heeft (pv) jou gisteren gebeld.
Gisteren heeft (pv) Daan (ond) jou gebeld.
Toen je sliep, heeft (pv) Daan (ond) jou gebeld.
Heeft (pv) Daan (ond) jou gisteren gebeld?
Slide 14 - Tekstslide
Stijlfouten
Bij een foutieve inversie klopt de volgorde van de zinsdelen niet:
Ik lees de zin, maar zie ik de fout niet.
(in de tweede hoofdzin staat de pv voor het ond)
Juist is: ik lees de zin, maar ik zie de fout niet.
Slide 15 - Tekstslide
Stijlfouten
Incongruentie binnen een zin betekent dat de woorden die bij elkaar horen gelijk aan elkaar moeten zijn in getal of geslacht.
Slide 16 - Tekstslide
Stijlfouten
Wanneer er een fout zit in de congruentie, is er sprake van incongruentie. Incongruentie ontstaat meestal in twee gevallen:
Wanneer het onderwerp en de persoonsvorm in getal niet gelijk zijn.
Wanneer het voornaamwoord of het bijvoeglijknaamwoord niet past bij het woord waar het bij hoort.
Slide 17 - Tekstslide
Stijlfouten
De eerste fout ontstaat vaak wanneer het onderwerp enkelvoud lijkt, maar het meervoud is.
De media heeft veel aandacht aan dat onderwerp besteed.
De media hebben veel aandacht aan dat onderwerp besteed.
De media is meervoud. Dus hebben is goed.
Slide 18 - Tekstslide
Stijlfouten
De tweede fout ontstaat doordat bijvoorbeeld een verkeerd betrekkelijk of bezittelijk voornaamwoord wordt gebruikt.
Fout: Het huis die daar staat.
Goed: Het huis dat daar staat.
Het is onzijdig dus: het huis dat
Slide 19 - Tekstslide
Stijlfouten
Fout: De regering heeft zijn beslissing herroepen.
Goed: De regering heeft haar beslissing herroepen.
Het woord regering is vrouwelijk, dus gebruik je het bezittelijk voornaamwoord haar.
Slide 20 - Tekstslide
Stijlfouten - Contaminatie
Contaminatie is het door elkaar halen van woorden of uitdrukkingen die ongeveer hetzelfde betekenen.
Fout: opnoteren
Goed: opschrijven / noteren
Fout: volgens mijn mening
Goed: volgens mij / naar mijn mening
Slide 21 - Tekstslide
Stijlfouten - Pleonasme
Een pleonasme voegt iets aan een woord toe, terwijl dat overbodig is. Een pleonasme bestaat uit een zelfstandig naamwoord en een overbodige bijvoeglijke bepaling.
Bij een pleonasme wordt een vanzelfsprekende eigenschap van het zelfstandig naamwoord tóch genoemd.
Slide 22 - Tekstslide
Stijlfouten - Pleonasme
Voorbeelden:
brandend vuur (vuur brandt altijd, dus is het woord brandend overbodig)
Bevroren ijs (ijs is altijd bevroren, dus is het woord bevroren overbodig)
Slide 23 - Tekstslide
Stijlfouten - Pleonasme
Een pleonasme is niet altijd fout. Het kan ook gebruikt worden als stijlfiguur:
het groene gras, de witte sneeuw, het natte water.
De eigenschappen van gras, sneeuw en water worden heirdoor benadrukt.
Slide 24 - Tekstslide
Stijlfouten - Tautologie
Bij een tautologie staan twee woorden of begrippen in een zin die vrijwel hetzelfde betekenen of uitdrukken. De betekenis wordt onnodig herhaald.
Slide 25 - Tekstslide
Stijlfouten
Voorbeelden:
Maurits denkt dat hij morgen vermoedelijk vrij is. (denkt en vermoedelijk drukken beide een onzekerheid uit)
De minister was er graag bij geweest, maar hij is echter verhinderd door een staking van het openbaar vervoer. (maar en echter betekenen hetzelfde in deze zin. ze geven beide een tegenstelling aan)
Slide 26 - Tekstslide
Stijlfouten - Tautologie
De tautologie is niet altijd fout. Ze kan ook gebruikt worden als stijlfiguur:
Bepakt en bezakt, eeuwig en altijd, nooit ofte nimmer.