NK, Kapitel 4, les 12 week 19 - HM12

Guten Tag HM12!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag HM12!

Slide 1 - Tekstslide

Programma:
Stunde 1:
- Nieuwe grammatica.
- Video over ijs.

Stunde 2:
- Toets nakijken samen.
- Zelfstandig verder werken.

Slide 2 - Tekstslide

Lernziel(e)
- Je kunt een aantal gerechten bestellen, in het Duits. 

- Je maakt kennis met het onbepaalde lidwoord, in het Duits.

- Je maakt kennis met het bezittelijk voornaamwoord, in het Duits.

Slide 3 - Tekstslide

Neue Grammatik
  • Welke Duitse lidwoorden kennen we ook alweer? 
  • Der / Die / Das / Die

  • Hoe onderscheiden we de lidwoorden ook alweer?
  • Man / Vrouw / Onzijdig / Meervoud

  • Voorbeeld:
  • Der Mann / Die Frau / Das Kind / Die Menschen

Slide 4 - Tekstslide

Neue Grammatik
Der / Die / Das / Die zijn bepaalde lidwoorden
(want, het persoonlijk voornaamwoord is bepaald: man/vrouw/onzijdig/meervoud)

Ein (een, 1) / Kein (geen) zijn onbepaalde lidwoorden
(want, het gaat over aantallen die niet vast staan of geteld kunnen worden)

Slide 5 - Tekstslide

Neue Grammatik
Onbepaalde lidwoorden toepassen op persoonlijk voornaamwoorden:


er (hij, man)        sie (zij, vrouw)        es (het, onzijdig)         sie (ze, meervoud)
Der Mann             Die Frau                   Das Kind                      Die Menschen
(K)Ein Mann        (K)Eine Frau             (K)Ein Kind                   Keine Menschen
 

(1 of geen)           (1 of geen)                (1 of geen)                    (= meervoud, alleen geen)

Slide 6 - Tekstslide

Neue Grammatik
Kleine Übung ;-)

Ich habe (een)...... Tasche.
Ich kaufe (geen)...... Brot.
Da ist (een)...... Mann.
Wir haben (geen)...... Flaschen. 


Slide 7 - Tekstslide

Neue Grammatik
Possessivpronomen (bezittelijk voornaamwoord)


mein(e)
dein(e)
sein(e)
ihr(e)
unser(e)
euer (m) / eure (v)
ihr(e)
Ihr(e)
mijn (ik, ev.)
jouw / je (ev.)
zijn (ev.)
haar (ev.)
ons / onze (ev. / mv.)
jullie (mv.)
hun (mv.)
uw (ev.)
mein Vater (m) / meine Mutter (v)
dein Vater (m) / deine Mutter (v)
sein Vater (m) / seine Mutter (v)
ihr Freund (m) / ihre Freundin (v)
unser Kind (o) / unsere Kinder (mv)
euer Vater (m) / eure Mutter (v)
ihr Essen (o) / ihre Eltern (mv)
Ihr Kaffee (m) / Ihre Eltern (mv)

Slide 8 - Tekstslide

Neue Grammatik
Noch eine kleine Übung ;-)

Ich sehe (haar)....... Schwester.
Kennst du (hun)...... Eltern gut?
Das ist (jouw)..... Eis.
(jullie)..... Vater oder (jullie)...... Mutter darf heute mitkommen.


Slide 9 - Tekstslide

Eisvideo

Slide 10 - Tekstslide

Toets nakijken samen
- Op de toets wordt NIET geschreven! 

- Als er een fout in het nakijkwerk zit, schrijf je het op een kladblaadje op.

- Heb je een vraag over de toets(vraag), kom na het nakijken naar mij toe.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 1A
1. Kurz
2. Die Schafe
3. Der Fleck
4. Streicheln
5. Aber
6. Gegangen
7. Wünschen
8. Oft
9. Die Schildkröte
10. Das Gemüse
10. Das Gemüse
11. Scheu
12. Geschrieben
13. Das Pferd
14. Anfassen
15. Das Känguru

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1B
1. Lieblingstier
2. süß
3. frech
4. Salat
5. lieben
6. Katze

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 1C
7. Hunde
8. Der Fisch
9. Obst
10. Zähne
11. schwimmen
12. weich

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2A
1. excuus
2. ver
3. rugzak
4. gedragen (zich) 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 2B
5. Klamotten
6. Zunge
7. draußen
8. einfach

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 3A
stam = -n of -en van hele werkwoord af te halen
Stam van lernen = lern
Stam van wandern = wander

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 3B
ik
jij
hij, zij, het, men, wie
wij
jullie
zij, u
ich
du
er, sie, es, man, wer
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 3C
1. wünsche
2. spielen
3. heißt
4. füttert
5. Wohnst
6. besuchen
7. Fragen
8. macht

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 3D
1. schwimmt
2. Besuchst
3. spielt
4. fragen
5. versorgt
6. streicheln / streichelt 

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 4
1. gefunden
2. gespielt
3. gekommen
4. gelaufen
5. gewünscht
6. fotografiert
7. gewesen
8. besucht

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 5
1. B
2. A
3. September
4. B

Slide 22 - Tekstslide

Bonusopdracht
1. Was ist dein Lieblingstier?
2. Ich habe einen Hund.
3. Das Tier ist süß, aber scheu. 
4. Mein Haustier (fr)isst am liebsten Fleisch. 

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag!
- Maak in je boek
Kapitel 5, Grammatik (E), Aufgabe: 17, 18, 19, 20, 21

- Klaar? Maak online:
Kapitel 5, SlimStampen, Grammatik (E), Invul (A) (niet B)

Slide 24 - Tekstslide

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
- Je kunt een aantal gerechten bestellen, in het Duits.

- Je maakt kennis met het onbepaalde lidwoord, in het Duits.

- Je kent meer Duitse woordjes die over etenswaren gaan.



Slide 25 - Tekstslide

Hausaufgaben 13-5-2025
Maken:
1. Kapitel 5, Grammatik (E), Aufgabe: 17, 18, 19, 20, 21 (boek)
2. Kapitel 5, Lernliste (DU-NL) (schrift)

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide