Imparfait leerjr 2

Bonjour !
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour !

Slide 1 - Tekstslide


Imparfait


Onvoltooid verleden tijd 
ik gaf, jij ging, hij deed




Slide 2 - Tekstslide

Hoe vorm je de imparfait:
Stap 1:  Neem de nous-vorm (gewoon van de présent)
Stap 2:  Vervang -ons door de uitgangen van de imparfait:
               ais, -ais, ait, -ions, -iez, -aient

Uitzondering: Bij het werkwoord être is de stam: ét
(De nous-vorm van être is 'sommes', daar kun je geen -ons vanaf halen..)





Slide 3 - Tekstslide

donner > nous donnons > stam is donn
donner
-    geven
je
donnais
-    ik 
gaf
tu
donnais
-    jij
gaf
il/elle/on
donnait
-    hij/zij/men
gaf
nous
donnions
-    wij
gaven
vous
donniez
-    jullie/U
gaven/gaf
ils/elles
donnaient
-    zij 
gaven

Slide 4 - Tekstslide

être: de stam is een UITZONDERING: ét
être
-    zijn
j'
étais
-    ik 
was
tu
étais
-    jij
was
il/elle/on
était
-    hij/zij/men
was
nous
étions
-    wij
waren
vous
étiez
-    jullie/U
waren/was
ils/elles
étaient
-    zij 
gaven

Slide 5 - Tekstslide

Let op:
De verleden tijd van il y aIl y avait

il y a = er is / er zijn
il y avait = er was /er waren

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video


Noteer het volgende werkwoord in de imparfait:
Tu ................. (vouloir)

Slide 8 - Open vraag


Zet in de imparfait
Ils ........ (faire)
A
ils faisait
B
ils faisais
C
ils faisaient
D
ils fairaient

Slide 9 - Quizvraag


Zet in de imparfait
nous ........(grandir)
A
nous grandions
B
nous grandiraient
C
nous grandiez
D
nous grandissions

Slide 10 - Quizvraag


Zet in de imparfait
Il ......... (travailler)
A
il travaillais
B
il travaillait
C
il travaillerais
D
il travaillerait

Slide 11 - Quizvraag


Zet in de imparfait
On......... (avoir)
A
on avais
B
on avions
C
on avait
D
on avaient

Slide 12 - Quizvraag


Zet in de imparfait
Mes parents ......... (vouloir)
A
mes parents voudrais
B
mes parents voulais
C
mes parents voulaient
D
mes parents voudraient

Slide 13 - Quizvraag


Zet in de imparfait
je/j' ........ (être)
A
je sommais
B
j'était
C
j'étais
D
je serais

Slide 14 - Quizvraag


Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait: nous ..................(danser)

Slide 15 - Open vraag

Zet de volgende zin in de imparfait:
(Schrijf de hele zin over, met punt).
J'ai une belle maison.

Slide 16 - Open vraag


Zet de volgende zin in de imparfait:
Nous sommes des enfants heureux.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video


Ga naar verbuga met de volgende opdracht:
1e kolom
2e kolom
3e kolom
imparfait
aller   (gaan)
arriver (aankomen)
avoir (hebben)
aimer (houden van)
être   (zijn)
parler (praten)
faire  (maken, doen)
venir (komen)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide