Marketing

1 / 33
volgende
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Marketing betekent
A
alle activiteiten van een consument gericht op welvaart
B
alle activiteiten van de overheid gericht op winst
C
alle activiteiten van de onderneming gericht op vergroten van de omzet
D
alleactiviteiten van een onderneming om zo goedkoop mogelijk in te kopen

Slide 2 - Quizvraag

De instrumenten van marketing zijn
A
Prijs, plaats, promotie en product
B
Prijs, garantie, service en verpakking
C
Prijs, promotie, merchandising en plaats
D
Prijs, garantie, merk en verpakking

Slide 3 - Quizvraag

Stroom verbruiken is overdag duurder dan wanneer je dit 's nachts of in het weekend doet.
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 4 - Quizvraag

Een 10-daagse vakantie naar Blanes in Spanje kost tijdens het laagseizoen € 200,- en in het hoogseizoen € 595,-.
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 5 - Quizvraag

Je betaalt voor een fles cola € 1,- maar als je twee flessen koopt betaal je maar € 1,75 in plaats van de normale € 2,- voor twee flessen.
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 6 - Quizvraag

De marktkoopman verkoopt zijn fruit voor een lagere prijs, omdat de markt bijna afgelopen is en hij maandag geen bedorven fruit kan verkopen.
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 7 - Quizvraag

Een volkswagen Golf is te koop als benzineauto en als e-Golf
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 8 - Quizvraag

De groothandel geeft korting als je meer afneemt, hierdoor koopt de timmerman meer hout in dan hij nodig heeft voor een grote opdracht.
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 9 - Quizvraag

Benzine langs de snelweg is vaak duurder dan in het dorp, ook al gaat het om hetzelfde merk benzine.
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 10 - Quizvraag

........... maakt producten heterogeen.
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 11 - Quizvraag

Studenten krijgen op vertoon van hun studentenkaart 2 bier voor de prijs van 1 tijdens de donderdag-stapavond.
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 12 - Quizvraag

Bij het lokale Chinese restaurant zijn de afhaalmaaltijden goedkoper dan wanneer je hetzelfde gerecht ter plekke op eet.
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 13 - Quizvraag

Een zwart-handelaar verkoopt kaartjes voor een concert. Omdat het concert al begonnen is en lang niet is uitverkocht kun je voor slechts € 5,- een kaartje kopen!
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 14 - Quizvraag

Als je samen met je oma met de bus reist, betaal jij een hogere prijs dan je oma.
A
prijsdiscriminatie
B
productdifferentiatie
C
prijsdifferentiatie

Slide 15 - Quizvraag

wat is prijsdiscriminatie?
Hetzelfde product
aanbieden
tegen verschillende prijzen

Hoe?
Aan verschillende groepen

Slide 16 - Tekstslide

Direct marketing is
A
het kopen van gegevens van een adressenmakelaar
B
het garantie geven op een product
C
het sturen van e-mails of brieven aan mogelijke klanten
D
het reclame maken via posters

Slide 17 - Quizvraag

Merchandising is
A
klanten korting geven die een klantenkaart hebben
B
geadresseerde reclame sturen
C
de winkel op een bepaalde manier indelen
D
het verzamelen van gegevens over mogelijke nieuwe klanten

Slide 18 - Quizvraag

SIRE is
A
de stichting die ideale reclame maakt voor kinderen
B
de stichting die probeert de verkoop van een product te stimuleren
C
de stichting die namens de overheid reclame maakt
D
de stichting die gericht is op het veranderen van gedrag

Slide 19 - Quizvraag

De Reclame Code Commissie
A
geeft advies aan reclamemakers
B
onderzoekt het gezondheidseffect van een product
C
stelt regels op over reclameboodschappen
D
kan reclames verbieden

Slide 20 - Quizvraag

De Consumentenbond is NIET
A
opgericht in 1953
B
de uitgever van het maandblad de Consumentengids uit
C
onderzoeker van kwaliteit en prijs van goederen
D
een overheidsorganisatie

Slide 21 - Quizvraag

EKO keurmerk heeft als doel
A
natuurlijke en milieuvriendelijke producten
B
kwalitatief goede en veilige producten
C
producten die onder eerlijke voorwaarden zijn geproduceerd
D
zo goedkoop mogelijke producten

Slide 22 - Quizvraag

KEMA keurmerk heeft als doel
A
natuurlijke en milieuvriendelijke producten
B
kwalitatief goede en veilige producten
C
producten die onder eerlijke voorwaarden zijn geproduceerd en verhandeld
D
zo goedkoop mogelijke producten

Slide 23 - Quizvraag

Max Havelaar keurmerk heeft als doel
A
natuurlijke en milieuvriendelijke producten
B
kwalitatief goede en veilige producten
C
producten die onder eerlijke voorwaarden zijn geproduceerd en verhandeld
D
zo goedkoop mogelijke producten

Slide 24 - Quizvraag

Welke hoort NIET tot de consumentenorganisaties?
A
ANWB
B
Vereniging Eigen Huis
C
IKEA
D
Goede Waar & Co

Slide 25 - Quizvraag

Welke P van de marketingmix hoort bij reclame?
A
personeel
B
plaats
C
product
D
promotie

Slide 26 - Quizvraag

Welke P heeft niets te maken met de marketingmix?
A
Plaats
B
Product
C
Personeel
D
Professioneel

Slide 27 - Quizvraag

Met welk instrument van de marketingmix
bepaal je jouw reclame strategie?
A
Productbeleid
B
Plaatsbeleid
C
Promotiebeleid
D
Prijsbeleid

Slide 28 - Quizvraag

Welke P ?
Het artikel ligt in een speciale winkel
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie

Slide 29 - Quizvraag

Welke P?
Bij KLM kun je zelf een reis samenstellen
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie

Slide 30 - Quizvraag

Een doelgroep is:
A
alle keepers bij balsporten
B
Een groep mensen die hetzelfde doel hebben
C
Een groep mensen die dezelfde kenmerken hebben
D
Alle mensen die zorgen voor een goed doel

Slide 31 - Quizvraag

Een doelgroep is:
A
alle keepers bij balsporten
B
Een groep mensen die hetzelfde doel hebben
C
Een groep mensen die dezelfde kenmerken hebben
D
Alle mensen die zorgen voor een goed doel

Slide 32 - Quizvraag

Veel bedrijven hebben een speciale belangstelling voor jonge consumenten.
Welke uitspraak is juist?
A
Jongeren kopen meer dan volwassen consumenten
B
Jongeren zijn de volwassen consumenten van de toekomst
C
Jongeren hebben geen invloed op de aankopen van hun ouders

Slide 33 - Quizvraag