HNE Duits HAVO 2 les10: hh ww / haben_sein_zwak+ luisteren

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Heute braucht ihr:
- LAPTOP


Donnerstag 6. Oktober 2022
Herbst- Woche 40

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Heute braucht ihr:
- LAPTOP


Donnerstag 6. Oktober 2022
Herbst- Woche 40

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
- Zusammen: hören
- Auswahl: 
               *selbständig an die Arbeit?
               *In der Klasse: Personal Pronomen,
                  haben/sein/schwache Verben wiederholen?
               
      

Slide 2 - Tekstslide

Hörtext 
Bij deze tekst zitten zes richtig = goed en falsch = fout-vragen
Je kunt elk fragment tijdtechnisch 2x luisteren. Hiervoor druk je op het luidsprekertje. 
Heb je het fragment twee keer gehoord, klik dan op het goede antwoord. Als je een vraag hebt beantwoord kun je niet meer terug.

Slide 3 - Tekstslide

Frage 1
Anna woont pas in Burghausen
A
richtig
B
falsch

Slide 4 - Quizvraag

Frage 2
Anna’s broer en Lena’s zus zitten bij elkaar in de klas.
A
richtig
B
falsch

Slide 5 - Quizvraag

Frage 3
Tarik vindt dat Anna lid van zijn voetbalclub moet worden.
A
richtig
B
falsch

Slide 6 - Quizvraag

Frage 4
De computercursus duurt tot zeven uur.
A
richtig
B
falsch

Slide 7 - Quizvraag

Frage 5
Anna is goed in Engels.
A
richtig
B
falsch

Slide 8 - Quizvraag

Frage 6
Volgens Tarik zijn de andere kinderen nieuwsgierig naar Anna.
A
richtig
B
falsch

Slide 9 - Quizvraag

Was möchtest du?
Selbständig:                                                        Zusammen
- haben/sein/schwache verben                 - Personal Pronomen
- Zahlen                                                                 - Haben/Sein
- WRTS /                                                                - schwache Verben

Slide 10 - Tekstslide

ik
jij
hij
zij (ev)
het
wij
jullie
zij (meervoud)
u
ich
ihr
wir
du
er
es
sie
sie
Sie

Slide 11 - Sleepvraag

Personal Pronomen (persoonlijk voornaamwoord)
ik = ich
jij = du
hij = er >> Herr Schröder / Michael / Der Bruder
zij = sie  >> Anna / Frau Ootes / Die Schwester
het = es >> das Buch / das Haus
wij = wir 
jullie = ihr
zij = sie >> Anna und Johanna / Der Brüder / Frau Ootes und Herr Schröder
u = Sie >> Frau Ootes, Sie sind toll ;-)



Slide 12 - Tekstslide

Er ist toll (leuk).
Wat betekent "er"
A
Zij
B
Hij
C
Het
D
Jullie

Slide 13 - Quizvraag

Jullie doen het goed.
Vertaal "jullie"

A
er
B
sie
C
wir
D
ihr

Slide 14 - Quizvraag

Herr Schröder, haben .... die Hausaufgaben überprüft?
A
du
B
er
C
Sie
D
ihr

Slide 15 - Quizvraag

Vertaal "wij".

Slide 16 - Open vraag

het werkwoord sein
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 17 - Sleepvraag

SEIN
ik ben = ich bin 
jij bent = du bist 
hij is = er ist
zij is = sie ist
het is = es ist

wij zijn = wir sind
jullie zijn = ihr seid
zij zijn = sie sind
u bent = Sie sind

Slide 18 - Tekstslide

Vertaal: Hij is leuk
A
Sie sind toll
B
Es ist toll
C
Sie ist toll
D
Er ist toll

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van
"Ihr seid neugierig."
A
Zij zijn nieuwsgierig.
B
Jullie zijn nieuwsgierig.
C
Wij zijn nieuwsgierig.
D
Zij is nieuwsgierig.

Slide 20 - Quizvraag

Welke vervoeging weet je nu nog?

Slide 21 - Woordweb

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 22 - Sleepvraag

haben
ik heb = ich habe
jij hebt = du hast
hij heeft = er hat 
zij heeft = sie hat 
het heeft = es hat

wij hebben = wir haben 
jullie hebben = ihr habt
zij hebben = sie haben
u heeft = Sie haben

Slide 23 - Tekstslide

Vertaal: Zij heeft geluk
A
Sie hat Glück.
B
Es hat Glück.
C
Er hat Glück
D
Sie haben Glück

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van
"Du hast Lust dazu."
A
Hij heeft zin daarin.
B
Jij hebt zin daarin.
C
Ik heb zin daarin
D
Zij heeft zin daarin.

Slide 25 - Quizvraag

Welke vervoeging weet je nu nog?

Slide 26 - Woordweb

-e
-st
-en
-t
-en
-t
ich
du
er/sie/es
wir
sie/Sie
ihr

Slide 27 - Sleepvraag

Stap 1 - Stam maken:
Hoe maak je de stam van een werkwoord?
timer
0:15
A
Hele werkwoord - (e)n
B
Hele werkwoord + en
C
Stam - en
D
Stam + en

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de stam van 'sagen'?

Slide 29 - Open vraag

Wat is de stam van 'kommen'?

Slide 30 - Open vraag

Wat is de goede vervoeging van:
ik woon
A
ich wohnen
B
ich wohnst
C
ich wohnne
D
ich wohne

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de goede vervoeging van:
hij speelt
A
er spielst
B
er spielt
C
er spielen
D
du spielt

Slide 32 - Quizvraag

3. Wat is de vervoeging van:
jij woont (wohnen)

Slide 33 - Open vraag

Hoe zat het ook alweer met werkwoorden waar de stam van eindigt op een sis-klank?
A
dan komt er een extra t bij de du-vorm
B
dan vervalt de "s" bij de du-vorm
C
dan komt er een extra s bij de du-vorm
D
dan vervalt de "t" bij de du-vorm

Slide 34 - Quizvraag

Welk werkwoord heeft geen sis-klank als laatste letter van de stam
A
fixen
B
sitzen
C
lösen
D
schweigen

Slide 35 - Quizvraag

Welke vorm klopt niet?
A
du lachst
B
du weißt
C
du sitzst
D
du hast

Slide 36 - Quizvraag

Planning tot de toets h2b:
ma 10-10 luisteren / uitleg en oefenen 
wo 12-10 leertoets
ma 17-10 luisteren oefenen en film
wo 19-10 luistertoets


Slide 37 - Tekstslide

Volgende les:
wat wil je nog herhaald hebben / oefenen etc?

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide