H4.3 Schakelingen

Schakelingen

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Schakelingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Uitleg 4.3 Schakelingen
  • Nakijken huiswek 4.1 + 4.2
  • Lezen theorie 4.3
  • Maken opdrachten 4.3

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk Bespreken
17. 
Lampje B geeft het meeste licht. Hier zijn spanning en stroomsterkte het grootst.


18
.
Je kunt ermee werken op plaatsen waar geen stopcontact in de buurt is. Ook heb je geen last van het snoer bij het werken.
Na een tijdje gaat hij minder goed werken omdat de accu ‘leeg’ raakt. Je moet de accu weer opladen en kunt dan niet verder werken. Een snoerloze boormachine is minder krachtig.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken
19
a. Stijn moet de plus-kant van de ene batterij tegen de min-kant van de volgende batterij leggen.




b. 9 : 1,2 = 7,5. Je hebt dus 7,5 batterijen nodig, maar halve batterijen bestaan niet.
c. 8,4 V
d. zeven batterijen 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken
20
a. Omdat dit plaatje de stroom van de min van de bovenste batterij door moet leiden naar de plus van de onderste batterij.

b. De veer is ook gemaakt van een geleidend materiaal. De veer moet de stroom doorleiden naar het contact buiten de batterijhouder.

c. De batterijen zijn dan in serie geschakeld. De plus van de ene batterij zit dan tegen de min van de volgende batterij.

d. 1,5V + 1,5V + 1,5V + 1,5V =6 V

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H5.1 een stroomkring maken

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke onderdelen kan een stroomkring bestaan?
timer
0:30
A
schakelaar, en 2 lampen
B
snoer,lamp,spanningsbron en schakelaar
C
snoeren alleen
D
lampen alleen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor apparaten staan er afgebeeld in de slide hiervoor?
timer
0:30
A
Stroommeters
B
Voltmeters
C
Amperemeters
D
Spanningsbronnen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen spanningsbronnen?
timer
0:30
A
vervoeren energie
B
leveren elektrische energie
C
zetten elektrische energie om
D
meten de spanning

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke eenheid wordt stroomsterkte gemeten?
timer
0:30
A
Ampere
B
Kilogram
C
Milliliter
D
Volt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk GROOTHEID is VOLT de eenheid?
timer
0:30
A
Stroomsterkte
B
Spanning
C
Massa
D
Volume

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke onderdelen bestaat een fietsdynamo?
timer
0:30
A
Magneet en spoel
B
Batterij,accu en dynamo
C
Spanningsmeter
D
Schakelaar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Doel van de les

  1. Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  2. Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
  3. Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
  4. Je kunt uitleggen waarom lampen bijna altijd parallel geschakeld worden.
  5. Je kunt uitleggen wat er gebeurt als een parallelschakeling zich vertakt.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  5.3 Schakelingen

Snoeren, lampen, spanningsbronnen en schakelaars kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden worden. 
Anders gezegd aan elkaar SCHAKELEN!

Om een schakeling het beste uit te leggen doen we dat met een tekening: SCHAKELSCHEMA

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symbolen voor schakelschema's


Deze moet je uit je hoofd leren.


Bestudeer nu 1 minuut deze plaatjes.
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Draad
Batterij
Lamp(je)
Schakelaar
Motor(tje)
Stopcontact

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Schakelschema's

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een serieschakeling is er geen vertakking! Er is maar 1 stroomkring. De stroom gaat door alle onderdelen van de schakeling. Als een lampje in de serieschakeling kapot is ,is de stroomkring verbroken.

De stroomsterkte in een serieschakeling is OVERAL EVEN GROOT!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de drie schakelingen is serieschakelingen?
A
a
B
b
C
c
D
Geen van de drie

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet een schakelschema met een batterij, twee lampjes en een schakelaar.

Brandt lampje 1?
A
Ja
B
Nee
C
Misschien
D
Geen idee

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Parallellschakeling

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een parallellschakeling heeft elke lamp een eigen vertakking. 
Elke vertakking is, samen met de batterij, een aparte stroomkring.
Elk lampje kun je dus apart AAN-en UIT doen!

Als een lampje doorbrandt blijven de andere gewoon werken!


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling:
  • Er is maar één weg: één stroomkring
  • Spanning wordt verdeeld
  • Stroomsterkte overal even groot;
  • Één lamp kapot→ alle lampjes uit

Parallelschakeling:
  • Er zijn meerdere wegen: meerdere stroomkringen
  • Spanning hetzelfde in vertakking
  • Stroom splitst bij een vertakking
  • Één lampje kapot→ rest werkt nog

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over serieschakelingen is waar?
A
In een serieschakeling is de stroomsterkte overal even groot
B
In een serieschakeling is het belangrijk waar je de stroomsterkte meet
C
In een serieschakeling kun je de stroomsterkte maar op één plaats goed meten
D
In een serieschakeling kan nooit een stroom lopen.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benno schakelt drie identieke lampjes in serie. Hij sluit de lampjes daarna aan op een batterij van 9 V.

Beredeneer hoe groot de spanning is die elk lampje dan krijgt.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je zeggen over de spanning in een parallelschakeling?
A
Spanning wordt verdeeld
B
Spanning is bij elke vertakking gelijk
C
Er is geen spanning bij een parallelschakeling
D
Geen idee

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je zeggen over de Stroomsterkte in een parallelschakeling?
A
Stroomsterkte wordt verdeeld
B
Stroomsterkte is overal gelijk
C
Er is geen stroomsterkte bij een parallelschakeling
D
Geen idee

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak
Lees 4.3
Maak opdrachten 4.3

Klaar?
Nakijken 4.1 + 4.2

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken
24 .
a. Een schakeling zonder vertakkingen heet een serieschakeling. Een schakeling met vertakkingen heet een parallelschakeling.
b. Een tekening van een schakeling, waarin elk onderdeel met een speciaal symbool is weergegeven, noem je een schakelschema.
c. Alle stopcontacten en lampen in huis zijn parallel geschakeld.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

25.
timer
0:30
a. een lampje
b. een batterij
c. een spanningsmeter
d. een dichte schakelaar

Slide 34 - Sleepvraag

a. Lamp.
Bespreken
26.
a. 



b. Serieschakeling

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hebben we de lesdoelen behaald?
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
  • Je kunt uitleggen waarom lampen bijna altijd parallel geschakeld worden.
  • Je kunt uitleggen wat er gebeurt als een parallelschakeling zich vertakt.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maken vraag 27 t/m 30
Blz. 140 en 141

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
  • Je kunt uitleggen waarom lampen bijna altijd parallel geschakeld worden.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies